de war is.
NORA. Ik heb mij nog nooit zoo helder en zeker van mijzelf gevoeld als
van nacht.
HELMER. En in klaarheid en zekerheid verlaat je je man en kinderen?
NORA. Ja, dat doe ik.
HELMER. Dan is er nog een verklaring mogelijk.
NORA. Welke dan?
HELMER. Dat je niet meer van me houdt.
NORA. Dat is het juist.
HELMER. Nora!... En dat zeg jij!
NORA. O, het doet mij zoo zeer, Torwald; want je bent altijd zoo lief
voor mij geweest. Maar ik kan er niets aan doen. Ik houd niet meer van
je.
HELMER (_met moeite zich bedwingend_). Ben je daar ook zoo vast en zeker
van overtuigd?
NORA. Ja, volkomen vast en zeker. Daarom wil ik niet langer hier
blijven.
HELMER. En zou je mij ook kunnen ophelderen waardoor ik je liefde
verspeeld heb?
NORA. Ja, dat zal ik. Het was van avond, toen het wonderheerlijke niet
kwam; want toen zag ik dat je niet de man was voor wien ik je gehouden
had.
HELMER. Verklaar je nader, dat begrijp ik niet.
NORA. Ik heb acht jaar lang zoo geduldig gewacht; want och hemel, ik zag
wel in dat het wonderheerlijke niet zoo iederen dag gebeurt. Toen kwam
die ellende over mij, en toen was ik zoo vast overtuigd: nu zal het
wonderheerlijke komen. Toen Krogstad's brief in de bus lag ... geen
oogenblik kwam het in mij op, dat je buigen zoudt onder de voorwaarden
van dien man. Ik was zoo vast overtuigd dat je tegen hem zeggen zoudt:
maak de zaak maar bekend aan de heele wereld. En als dat gebeurd was....
HELMER. Ja, wat dan? Als ik mijn eigen vrouw had overgegeven aan schande
en achterklap...!
NORA. Als dat gebeurd was, dan dacht ik vast en zeker, zou jij optreden
en alles op je nemen en zeggen: ik ben de schuldige!
HELMER. Nora...!
NORA. Je bedoelt dat ik nooit zoo'n offer van je zou aangenomen hebben?
Neen, natuurlijk niet. Maar wat zou mijn beweren waard zijn tegen het
jouwe?... Dat was het wonderheerlijke, waarop ik hoopte met vrees en
beven. En om dat te verhinderen wou ik een einde aan mijn leven maken.
HELMER. Ik zou graag nacht en dag voor je werken, Nora,... zorgen en
verdriet voor je op me nemen. Maar geen mensch offert zijn eer op voor
iemand die hij liefheeft.
NORA. Dat hebben toch honderd-duizenden vrouwen gedaan.
HELMER. Och, je denkt en je praat als een onverstandig kind....
NORA. 't Kan zijn. Maar jij denkt noch spreekt als de man, aan wien ik
mij moet kunnen verbinden. Toen je schrik over was... niet voor wat
_mij_ dreigde, maar voor wat er voor jou uit vo
|