ELMER. Niet ... niet gelukkig?
NORA. Neen; ik had alleen maar pret. En jij bent altijd zoo lief voor
mij geweest. Maar ons huis is niets anders geweest dan een speelkamer.
Ik ben je poppe-vrouwtje geweest net als ik thuis Papa's poppekind was.
En de kinderen zijn weer mijn poppen geweest. Ik vond 't prettig als jij
met mij speelde, net als de kinderen het prettig vinden als ik met hen
speel. Dat is ons huwelijk geweest, Torwald.
HELMER. Er is wel iets waars in wat je zegt ... hoe overdreven en
overspannen het dan ook zijn mag. Maar voortaan zal het anders worden.
De tijd van spelen zal voorbij zijn; nu komt het opvoedingswerk.
NORA. De opvoeding van wie? Van mij of van de kinderen?
HELMER. Van allebei, mijn beste Nora, van jou en van de kinderen.
NORA. Och, Torwald, jij bent de man niet om mij op te voeden tot een
echte vrouw voor je.
HELMER. En dat zegt jij?
NORA. En ik ... ben ik in staat kinderen op te voeden?
HELMER. Nora!
NORA. Zei je dat zelf niet daar straks ... dat werk durfde jij mij niet
toevertrouwen.
HELMER. In een oogenblik van drift! Wil je daar nu aan hechten?
NORA. Ja zeker; want dat was heel juist gezegd. Die taak is te zwaar
voor mij. Er is een andere taak, die eerst moet afgedaan worden. Ik moet
mijzelf zien op te voeden. Jij bent niet de man die mij daarbij helpen
kan. Daarvoor moet ik alleen zijn. En daarom ga ik nu van je weg.
HELMER (_springt op_). Wat zeg je daar?
NORA. Ik moet geheel alleen zijn, als ik mijzelf en alle dingen buiten
mij zal leeren zien, zoo als ze zijn. Daarom kan ik niet langer bij je
blijven.
HELMER. Nora! Nora!
NORA. Ik ga nu dadelijk weg. Kristine zal mij voor van nacht wel
logeeren....
HELMER. Je bent niet wijs! Ik permiteer het niet! Ik verbied het je!
NORA. Het helpt nu niet meer of je mij iets verbiedt. Ik zal meenemen
wat van mij zelf is. Van jou wil ik niet hebben, noch nu noch later.
HELMER. Maar dat is krankzinnigheid!
NORA. Morgen ga ik naar huis ... ik bedoel mijn oude thuis. Daar zal het
mij het gemakkelijkst vallen het een of ander te beginnen.
HELMER. O, jij verblind, onervaren schepsel!
NORA. Ik moet zien ervaring op te doen, Torwald.
HELMER. Je huis, je man en kinderen verlaten! En denk je er heelemaal
niet aan wat de menschen daarvan zullen zeggen?
NORA. Daar kan ik mij niet aan storen. Ik weet alleen dat het voor mij
noodzakelijk is.
HELMER. O, het is schandelijk. Dat je je zoo aan je heiligste plichten
|