we haar
dan toch de deur uit. Ze is schromelijk vervelend, dat mensch.
NORA. Ben je niet moe, Torwald?
HELMER. Neen, in 't minst niet.
NORA. Heb je geen slaap ook?
HELMER. Heelemaal niet: ik voel me integendeel bizonder opgewekt. Maar
jij? Ja, jij ziet er echt moe en slaperig uit.
NORA. Ja, ik ben erg moe. Ik zal maar gauw gaan slapen.
HELMER. Zie je nu wel! Ik had dus toch wel gelijk om maar niet langer te
blijven.
NORA. O, het is altijd goed wat je doet.
HELMER (_kust haar op het voorhoofd_). Nu spreekt mijn leeuwerikje als
een groot mensch. Maar heb je opgelet hoe jolig Rank vanavond was?
NORA. Zoo? Was hij vroolijk? Ik heb hem niet gesproken.
HELMER. Ik ook bijna niet; maar ik heb hem in lang niet in zoo'n goede
bui gezien, (_kijkt haar een poosje aan; komt dan dichterbij haar_). Hm
... het is toch maar heerlijk om weer bij je eigen thuis te komen ... om
heel alleen met jou te zijn ... o jij verrukkelijk, heerlijk jong
vrouwtje.
NORA. Kijk mij niet zoo aan, Torwald!
HELMER. Mag ik niet kijken naar het liefste wat ik heb? Naar al die
heerlijkheid die van mij is, van mij alleen, heelemaal en uitsluitend
van mij.
NORA (_gaat naar den anderen kant van de tafel_). Je moet van avond niet
zulke dingen tegen mij zeggen.
HELMER (_loopt haar na_). Je hebt de Tarantella nog in je bloed, merk
ik. En dat maakt je nog verleidelijker. Hoor; nu beginnen de gasten weg
te gaan. (_Zachter_) Nora, nu wordt gauw het heele huis stil.
NORA. Ja dat hoop ik.
HELMER. Ja, niet waar, mijn eigen schat? O, weet je,... als ik zoo met
je uit ben, op een partij ... weet je waarom ik dan zoo weinig met je
spreek, me zoo ver van je houd, je alleen maar zo nu en dan eens
stilletjes een oogje geef ... weet je waarom ik dat doe? Dat doe ik
omdat ik me dan verbeeld dat je in stilte mijn geliefde bent, mijn jonge
heimelijk verloofde, en dat niemand vermoedt dat er iets tusschen ons
bestaat.
NORA. Och ja, ja, ja, ik weet wel dat al je gedachten altijd bij mij
zijn.
HELMER. En als wij dan weggaan, en ik je chale om je teere jeugdige
schoudertjes heenleg ... om dien prachtig gevormden nek ... dan stel ik
mij voor dat je mijn jonge bruid bent, dat wij zoo pas getrouwd zijn en
van de plechtigheid terug komen, en ik je voor de eerste maal binnen
leid in mijn huis ... dat ik voor de eerste maal alleen met je ben, mijn
jong sidderend prachtvrouwtje! Dezen heelen avond heb ik geen ander
verlangen gehad dan naar jou. Toen
|