elene!... Helene! doe het licht uit op het portaal (_hij komt de kamer
binnen en sluit de deur naar het portaal_).
HELMER (_met de brieven in zijn hand_). Kijk eens hier, wil je eens zien
hoe zich dat opgehoopt heeft? (_kijkt ze na_). Wat is dat?
NORA (_bij het raam_). De brief! O neen, neen, Torwald!
HELMER. Twee visitekaartjes ... van Rank.
NORA. Van dokter Rank?
HELMER (_bekijkt ze_). Doctor medicinae Rank. Die lagen boven op; hij
moet ze er in gestoken hebben toen hij wegging.
NORA. Staat er iets op?
HELMER. Er staat een zwart kruis boven zijn naam. Kijk. Dat is toch een
sombere aardigheid. 't Is net of hij zijn eigen doodsbericht zendt.
NORA. Dat doet hij ook.
HELMER. Wat? Weet jij er van? Heeft hij je er iets van gezegd?
NORA. Ja, wanneer wij die kaartjes ontvingen, had hij afscheid van ons
genomen. Hij wil zich opsluiten om te sterven.
HELMER. Mijn arme vriend! Ik wist wel dat ik hem niet lang meer houden
zou. Maar zoo gauw.... En nu verstopt hij zich als een gewond dier!
NORA. Als het toch gebeuren moet, is het maar het best het zonder veel
woorden te doen. Vind je ook niet Torwald?
HELMER (_loopt op en neer_). Hij was zoo samengegroeid met ons. Ik zal
mij niet kunnen voorstellen dat hij weg is. Hij, met zijn lijden en zijn
eenzaamheid maakte als 't ware den donkeren achtergrond uit, waartegen
ons zonnig geluk zoo helder uitkwam. Ja, het is misschien toch zoo het
beste. Voor hem althans. (_Blijft staan_). En misschien voor ons, Nora.
Nu zijn wij beiden heel alleen voor elkander (_slaat zijn armen om haar
heen_). O, jij, mijn lieve, lieve vrouw, 't is mij of ik je niet stevig
genoeg vasthouden kan. Weet je, Nora ... dikwijls wensch ik dat een
onmiddellijk gevaar je mocht dreigen, om alles, mijn leven, mijn goed en
bloed en alles voor je op het spel te kunnen zetten.
NORA (_maakt zich los en zegt vast en besloten_). Nu moet je je brieven
gaan lezen, Torwald.
HELMER. Neen, neen ... van nacht niet. Van nacht wil ik bij jou blijven,
mijn lieve vrouwtje!
NORA. Met doodsgedachten aan je vriend?
HELMER. Je hebt gelijk; dat heeft ons beiden geschokt. Er is iets
storends tusschen ons gekomen ... gedachten aan dood en verwording. Daar
moeten wij ons van zoeken te bevrijden. Tot zoo lang ... zullen wij
ieder naar onze eigen kamer gaan.
NORA (_aan zijn hals hangend_). Torwald,... goeden nacht! Goeden nacht!
HELMER (_kust haar op het voorhoofd_). Goeden nacht, mijn zangvogeltje.
Slaap
|