r jou deed ik het, en zoo beloon
je er mij voor.
NORA. Ja ... zoo.
HELMER. Mijn heele geluk heb je nu verwoest. Mijn heele toekomst heb je
bedorven. O, het is ontzettend daaraan te denken. Een gewetenlooze kerel
heeft mij in zijn macht; hij kan met mij doen wat hij wil; alles van mij
eischen, over mij bevelen en heerschen naar zijn goedvinden ... en ik
durf niet te kikken. En zoo jammerlijk diep moet ik zinken en te gronde
gaan door de schuld van een lichtzinnige vrouw!
NORA. Als ik uit de wereld ben, dan ben je vrij.
HELMER. Och, verkoop geen kunsten. Zulke mooie praatjes had je vader ook
altijd bij de hand. Wat zou het mij helpen of jij al uit de wereld was,
zooals je zegt? Dat helpt mij hoegenaamd niets! Hij kan de zaak immers
toch bekend maken; en doet hij dat dan word ik misschien nog wel
verdacht van de hand in jouw misdadig spel gehad te hebben. Misschien
zullen de menschen nog denken dat ik er achter zat ... dat ik je er toe
aangezet heb! En dat alles heb ik aan jou te danken, aan jou, die ik op
de handen heb gedragen zoolang wij getrouwd zijn. Begrijp je nu wat je
mij aangedaan hebt?
NORA (_koel en kalm_). Ja.
HELMER. Het is zoo ongelooflijk, dat ik 't nog niet in me opnemen kan.
Maar wij moeten zien hoe wij er ons uitredden. Doe dien doek af. Dien
doek af, zeg ik. Ik moet zien dat ik hem op de een andere manier
tevreden stel. De zaak moet in de doos, hoe dan ook.... En wat jou en
mij betreft, moet uiterlijk alles maar blijven zooals vroeger. Maar
natuurlijk alleen voor het oog van de wereld. Je blijft dus hier in
huis, dat spreekt van zelf. Maar de kinderen mag je niet opvoeden, die
durf ik je niet toevertrouwen.... O, dat te moeten zeggen tegen haar,
die ik zoo lief gehad heb en nog...! Nou ... dat moet nu uit zijn. Van
geluk is voortaan geen kwestie meer; alleen moeten we trachten de
restjes, den schijn nog te redden. (_Er wordt buiten gebeld_).
HELMER (_schrikt_). Wat is dat? Zoo laat nog. Zou het vreeselijkste...?
Zou hij...? Verberg je Nora! Zeg dat je ziek bent.
(_Nora blijft onbewegelijk staan. Helmer gaat de voordeur open doen_).
DIENSTMEISJE (_half ontkleed in het portaal_). Een brief voor mevrouw.
HELMER. Geef mij dien (_grijpt den brief en sluit de deur_). Ja, dat is
van hem. Jij krijgt hem niet; ik zal hem zelf lezen.
NORA. Lees jij maar.
HELMER (_bij de lamp_). Ik heb er haast geen moed toe. Misschien zijn we
wel verloren, jij en ik allebei. Neen, ik _moet_ 't toch weten
|