partijen?
RANK. Ja, als er een heeleboel dwaze maskers zijn.
NORA. Hoor eens; hoe zullen wij tweeen ons verkleeden op een volgende
partij?
HELMER. Jij kleine pretmaakster ... denk je nu alweer over de volgende?
RANK. Wij tweeen? Wacht, dat zal ik u eens vertellen. U moet een
gelukskind zijn.
HELMER. Ja, maar bedenk dan een costuum dat dat uitdrukt.
RANK. Laat je vrouw maar komen zoo als ze is....
HELMER. Dat was nu eens mooi gezegd. Maar weet je nog niet wat je dan
zelf zijn zult?
RANK. Jawel, beste kerel, dat heb ik met mezelf al uitgemaakt.
HELMER. Wat dan?
RANK. Op de volgende gemaskerden partij zal ik onzichtbaar zijn.
HELMER. Dat is een komieke inval!
RANK. Er bestaat ergens iets als een groote zwarte hoed ... heb je nooit
gehoord van een onzichtbaar-makende hoed? Dien doen ze dan over je heen,
en dan is er niemand die je zien kan.
HELMER (_met een onderdrukt lachje_). Ja, dat zal wel waar zijn.
RANK. Maar ik zou glad vergeten waarvoor ik eigenlijk kom. Helmer, toe
geef mij een sigaar, een van je donkere Havanna's.
HELMER. Met het grootste genoegen (_biedt hem zijn koker aan_).
RANK (_neemt er een en snijdt er het puntje af_). Dank je.
NORA (_strijkt een lucifer af_). Laat ik u eens een vlammetje geven.
RANK. Heel vriendelijk. Dank u wel. (_Zij houdt de lucifer bij; hij
steekt op_). En nu adieu.
HELMER. Adieu, adieu beste vriend!
NORA. Slaap wel, dokter.
RANK. Dank voor dien wensch.
NORA. Wensch mij hetzelfde toe.
RANK. U? O ja, als u dat graag wil ... slaap wel. En dank voor het
vlammetje (_hij knikt hun beiden toe en gaat heen_).
HELMER (_halfluid_). Hij had wel wat veel gedronken.
NORA (_verstrooid_). Misschien wel.
(_Helmer haalt zijn sleutelring uit zijn zak en gaat naar het portaal_).
NORA. Torwald, wat ga je daar doen?
HELMER. Ik moet de brievenbus leeg maken; ze is heelemaal vol; er is
geen plaats meer voor de courant morgen ochtend....
NORA. Ga je nu nog werken van nacht?
HELMER. Je weet wel dat ik daar geen plan op heb ... wat is dat? Er is
iemand aan het slot geweest.
NORA. Aan het slot?...
HELMER. Ja, bepaald. Wie kan dat zijn? Ik kan toch niet denken dat de
meiden...? Hier ligt een afgebroken haarspeld. Die is van jou Nora....
NORA (_snel_). Dan moeten de kinderen 't gedaan hebben....
HELMER. Dat moet je hun dan toch heusch afleeren. Hm; hm;... ha, daar
heb ik 't toch open (_neemt den inhoud er uit en roept in de keuken_).
H
|