dan streng genomen strookte met de eischen van de kunst. Maar
enfin. De hoofdzaak is dat zij succes heeft, groot succes. Mocht ik haar
nu daarna nog laten blijven? Den indruk verzwakken? Neen ... dank je
wel; ik nam mijn Capri-meisje ... mijn capricieus Capri-meisje zou ik
kunnen zeggen ... aan mijn arm; gauw even de zaal rond ... buigen naar
alle kanten ... en, zooals het in de boeken heet ... de mooie
verschijning was verdwenen. Een slot moet altijd effectvol zijn; maar
dat kan ik Nora maar niet aan het verstand brengen. Poeh! wat is het
hier warm! (_hij gooit zijn domino op een stoel neer en doet de deur
naar zijn kamer open_). Wat? Hier is het nog donker. O ja, natuurlijk.
Pardon.... (_hij gaat naar binnen en steekt een paar kaarsen aan_).
NORA (_fluistert snel en ademloos_). Wel?
MEVR. LINDE (_zacht_). Ik heb hem gesproken.
NORA. En...?
MEVR. LINDE. Nora ... je moet je man alles zeggen.
NORA (_toonloos_). Ik wist 't wel.
MEVR. LINDE. Je hebt niets te vreezen van Krogstad; maar zeggen moet je
't.
NORA. Ik zeg niets.
MEVR. LINDE. Dan zal de brief het doen.
NORA. Dankje, Kristine: ik weet nu wat mij te doen staat. Sst!...
HELMER (_komt binnen_). Wel, mevrouw, heeft u haar nu bewonderd?
MEVR. LINDE. Ja; en nu ga ik u goeden nacht wenschen.
HELMER. Wat? nu al! Is dat van u, dat breiwerk?
MEVR. LINDE (_neemt het op_). Ja, dank u; dat had ik bijna vergeten.
HELMER. Dus u breit?
MEVR. LINDE. O ja.
HELMER. Weet u wat, u moest liever borduren.
MEVR. LINDE. Zoo? Waarom?
HELMER. Omdat 't zooveel mooier is. Ziet u maar; men houdt een
borduurwerk zoo, in de linkerhand, en dan haalt men met de rechterhand
de naald er door ... zoo ... in een luchtige, lange bocht ... niet
waar?...
MEVR. LINDE. Jawel, dat kan wel zijn....
HELMER. Daarentegen kan breien nooit anders dan onschoon zijn; kijk
maar: die vastgeklemde armen ... de breinaalden die op en neer gaan ...
daar is iets Chineesch in die beweging.... Ja, dat was waarlijk
uitstekende Champagne die ze daar schonken.
MEVR. LINDE. Goeden nacht Nora, en wees niet meer eigenzinnig.
HELMER. Goed gezegd, mevrouw Linde!
MEVR. LINDE. Goeden nacht, mijnheer Helmer.
HELMER (_geleidt haar tot aan de deur_). Goeden nacht, goeden nacht; ik
hoop dat u goed thuiskomen zal? Ik zou u graag ... maar u woont nog al
niet ver hier van daan. Goeden nacht, goeden nacht. (_Zij gaat weg; hij
sluit de deur en komt weer binnen_). Zie zoo; eindelijk hebben
|