de
buitendeur.
* * * * *
MEVR. LINDE (_kijkt op de klok_). Nog al niet. En 't wordt toch hoog
tijd. Als hij maar niet.... (_luistert weer_). Ah! daar is hij. (_Zij
gaat naar het portaal en opent voorzichtig de buitendeur; men hoort
zachtjes loopen op de trap; zij fluistert_): Kom binnen. Er is niemand.
KROGSTAD (_in de deur_). Ik vond thuis een briefje van u. Wat beteekent
dat?
Mevr. LINDE. Ik moet U noodzakelijk spreken.
KROGSTAD. En moest dat volstrekt hier in huis gebeuren?
MEVR. LINDE. Bij mij thuis kon het niet; mijn kamer heeft geen
afzonderlijken opgang. Kom binnen; we zijn heel alleen; de meiden slapen
en de Helmers zijn op 't bal hier boven.
KROGSTAD (_gaat de kamer binnen_). Kijk eens aan! Dansen de Helmers van
avond?
MEVR. LINDE. Ja, waarom niet?
KROGSTAD. Och ja; waarom ook niet?
MEVR. LINDE. Zeg, Krogstad, laat ons nu eens samen praten.
KROGSTAD. Hebben wij elkaar dan nog iets te zeggen?
MEVR. LINDE. Ja. Wij hebben elkaar heel veel te zeggen.
KROGSTAD. Ik dacht van niet.
MEVR. LINDE. Omdat je mij nooit goed begrepen hebt.
KROGSTAD. Was er dan nog iets anders te begrijpen dan dat wat zoo
dood-gewoon is in de wereld? Een vrouw zonder hart, die een man laat
loopen, als er zich iets anders voordoet dat voordeeliger is?
MEVR. LINDE. Geloof je dat ik zoo heelemaal zonder hart ben? En geloof
je dat ik het zoo maar luchtig-weg afmaakte?
KROGSTAD. Deed je dat dan niet?
MEVR. LINDE. Krogstad heb je dat waarlijk gedacht?
KROGSTAD. Als het niet zoo was waarom schreef je mij dan zoo als je
deedt?
MEVR. LINDE. Ik kon immers niet anders. Als ik 't met jou afmaakte, was
het toch ook mijn plicht alles bij je uit te roeien wat je voor mij
voelde.
KROGSTAD (_wringt de handen_). Zoo was het dus gemeend. En dat alles ...
alles alleen om het geld!
MEVR. LINDE. Je moet niet vergeten dat ik een zieke, hulpbehoevende
moeder had en twee kleine broertjes. Wij konden niet op je wachten,
Krogstad. Je hadt toen immers nog heelemaal geen vooruitzichten.
KROGSTAD. Al was het zoo, dan hadt je toch niet het recht mij te
verstooten voor een ander.
MEVR. LINDE. Ik weet het niet. Menigmaal heb ik mij afgevraagd of ik het
recht er toe had.
KROGSTAD (_zachter_). Toen je mij losliet, was het of de grond onder
mijn voeten weggleed. En zie nu eens wat er van mij geworden is: een
schipbreukeling op een wrak.
MEVR. LINDE. Er kon wel hulp nabij zijn.
|