KROGSTAD. Ja.
NORA. Van daag?... Maar het is toch nog niet de eerste van de maand.
KROGSTAD. Neen ... het is kerstavond. Het zal van u zelf afhangen, of
dat een gelukkige avond voor u zijn zal.
NORA. Wat wilt u toch? Ik kan vandaag heelemaal niet....
KROGSTAD. Daar zullen wij voorloopig niet meer over spreken. Het is iets
anders. U heeft toch wel een oogenblikje tijd?
NORA. O ja, zeker, 'k heb wel een oogenblikje, hoewel....
KROGSTAD. Alsjeblieft dan. Ik zat in het restaurant van Olsen en zag uw
man voorbijgaan....
NORA. Ja?...
KROGSTAD. ... met een dame.
NORA. En wat zou dat?
KROGSTAD. Zou ik zoo vrij mogen zijn te vragen: was die dame niet een
zekere mevrouw Linde?
NORA. Jawel.
KROGSTAD. Zoo pas in de stad gekomen.
NORA. Ja ... van daag.
KROGSTAD. Zij is immers een goede vriendin van u?
NORA. Ja zeker. Maar ik zie niet in....
KROGSTAD. Ik heb haar vroeger ook gekend.
NORA. Dat weet ik.
KROGSTAD. Zoo? Is u op de hoogte van de zaak? Dat dacht ik wel. Mag ik u
dan kort en goed vragen of mevrouw Linde een betrekking krijgt bij de
Hypotheekbank?
NORA. Hoe durft u zoo vrijpostig zijn om _mij_ uit te vragen, meneer
Krogstad, u, een van mijn mans ondergeschikten? Maar omdat u er naar
vraagt, zal u 't weten ook. Ja, mevrouw Linde zal een betrekking
krijgen. En ik ben het die haar die bezorgd heeft. Nu weet u het meneer
Krogstad.
KROGSTAD. Mijn vermoeden was dus juist.
NORA (_loopt in de kamer op en neer_). O, een klein beetje invloed heeft
iemand toch altijd nog wel, zou ik denken. Al ben ik dan maar een vrouw,
daarom is het nog volstrekt niet gezegd dat.... Als men in een
ondergeschikte positie verkeert, meneer Krogstad, mag men zich waarlijk
wel wachten om iemand voor het hoofd te stooten, die ... hm....
KROGSTAD. ... die invloed heeft?
NORA. Juist, ja.
KROGSTAD (_met veranderde stem_). Mevrouw Helmer, wil u zoo goed zijn om
uw invloed te mijnen behoeve te gebruiken?
NORA. Wat bedoelt u?
KROGSTAD. Wil u zoo goed zijn er voor te zorgen dat ik mijn
ondergeschikte betrekking bij de Bank behoud?
NORA. Wat beteekent dat? Wie denkt er aan u uw betrekking te ontnemen?
KROGSTAD. O, u hoeft tegenover mij niet te doen alsof u van niets weet.
Ik begrijp heel goed dat het uw vriendin niet aangenaam kan zijn zich
bloot te stellen aan een ontmoeting met mij; en ik begrijp nu ook aan
wie ik het te danken zal hebben als ik weggejaagd word.
NORA. Maar ik geef u de verzek
|