mevrouw Nora. (_Zij gaat in de kamer links_).
NORA (_begint de doos uit te pakken, maar gooit al gauw den heelen boel
neer_). O, als ik maar durfde uitgaan. Als er maar niemand kwam. Als er
thuis in dien tijd maar niets gebeurde. Och ik zeur; er komt geen
mensch. Alleen maar niet denken. Mijn mof opborstelen. Mooie
handschoenen, mooie handschoenen. Jaag het weg! Een, twee, drie, vier,
vijf, zes.... (_Gilt_). O, daar komen ze.... (_wil naar de deur, maar
blijft besluiteloos staan_).
MEVR. LINDE (_komt van het portaal, waar zij haar hoed heeft afgedaan_).
NORA. O, ben jij het Kristine. Er is toch niemand anders daar?... He, 't
is goed dat je komt.
MEVR. LINDE. Ik hoor dat je bij mij geweest bent en naar mij hebt
gevraagd?
NORA. Ja, ik kwam juist voorbij. Er is iets waar je mij alsjeblieft mee
helpen moet. Laten we hier op de sofa gaan zitten. Kijk eens. Morgen is
er een gecostumeerd bal bij de Stenborgs, die hier boven ons wonen, en
nu wil Torwald dat ik gaan zal als Napolitaansch visschersmeisje en de
Tarantella dansen, die ik op Capri geleerd heb.
MEVR. LINDE. Kijk eens aan; dus je zult een heele voorstelling geven?
NORA. Ja, Torwald wil graag dat ik het doe. Kijk hier is het costuum;
dat liet Torwald daarginder voor mij maken. Maar nu is het allemaal zoo
gehavend, dat ik eigenlijk niet weet....
MEVR. LINDE. O, dat is gauw weer in orde te brengen; het is alleen maar
het garneersel dat hier en daar een beetje losgegaan is. Heb je naald en
draad? Zoo, dan hebben we al alles wat we noodig hebben.
NORA. He wat lief van je, Kristine!
MEVR. LINDE (_naait_). Dus morgen zal je gecostumeerd zijn? Weet je wat
... dan kom ik eens even kijken hoe je er uit ziet. Maar ik heb nog
heelemaal vergeten je te bedanken voor den gezelligen avond van
gisteren.
NORA (_staat op en loopt door de kamer_). Och, ik vond het hier gisteren
niet zoo gezellig als anders. Je hadt een beetje vroeger in stad moeten
komen, Kristine.--Ja Torwald heeft er goed slag van zijn huis mooi en
prettig te maken.
MEVR. LINDE. Maar jij niet minder, dunkt mij; je bent niet voor niets de
dochter van je vader. Maar zeg eens, is die dokter Rank altijd zoo
bedrukt als gisteren?
NORA. Neen, gisteren was het erg opvallend. Maar hij is lijdend aan een
heel gevaarlijke ziekte. Hij heeft ruggemergstering, de stakkerd. Weet
je, zijn vader was een akelige man, die er liefjes op na hield en al zoo
meer, en daardoor was zijn zoon van kind af ziekelijk,
|