s_).
RANK (_na een kort zwijgen_). Als ik hier nu zoo heel vertrouwelijk bij
u zit, dan begrijp ik niet ... neen, dan kan ik mij niet voorstellen ...
wat er van mij geworden zou zijn, als ik nooit bij u aan huis gekomen
was.
NORA (_glimlachend_). Ja, ik geloof wel dat u het eigenlijk heel
gezellig bij ons vindt.
RANK (_zachter, voor zich uitziende_). En dan dat alles te moeten
verlaten....
NORA. Praatjes.... U gaat ons niet verlaten.
RANK (_als voren_). ... en niet eens een armzalig bewijs van dank te
kunnen achterlaten ... ternauwernood een vluchtig gemis... niets anders
dan een leege plaats, die door den eersten den besten ingenomen kan
worden.
NORA. En als ik nu eens vroeg om...? Neen....
RANK. Om wat?
NORA. Om een groot bewijs van uw vriendschap...?
RANK. Ja ... ja?
NORA. Neen ... ik meen ... om een ontzettend grooten dienst....
RANK. Zou u mij heusch voor een enkelen keer zoo gelukkig willen maken?
NORA. Neen ... ik kan toch niet, dokter; het is zoo onmogelijk veel,
zoowel raad als hulp en een dienst!...
RANK. Hoe meer hoe beter. 't Is mij onbegrijpelijk waarop u doelen kan.
Toe, zeg 't dan toch. Vertrouwt u mij dan niet?
NORA. Ja, ik vertrouw u meer dan iemand anders. U is mijn beste vriend,
dat weet ik wel. Daarom zal ik het u ook zeggen. Hoort u eens: U moet
mij helpen om iets te verhinderen. U weet hoe innig, hoe dol veel
Torwald van mij houdt; geen oogenblik zou hij zich bedenken om zijn
leven voor mij op te offeren.
RANK (_tot haar overbuigend_). Nora ... geloof je dan dat hij de eenige
is...?
NORA (_met een schok_). Die...?
RANK. Die graag zijn leven voor je opofferen zou?
NORA (_droevig_). Och zoo.
RANK. Ik heb het mijzelf beloofd dat je het weten zoudt voor ik
heenging. Een betere gelegenheid zal zich nooit weer voordoen. Ja, Nora
... nu weet je het. En nu weet je ook dat je op mij vertrouwen kunt
zooals op niemand anders.
NORA (_staat op, kalm en onbewogen_). Laat mij eens even door.
RANK (_maakt plaats voor haar maar blijft zitten_). Nora....
NORA (_in de deur naar het portaal_). Helene! breng de lamp eens binnen
(_gaat naar de kachel_). Ach, beste dokter, dat staat u nu eigenlijk
heel leelijk.
RANK (_staat op_). Dat ik je even lief heb als een ander? Staat dat mij
leelijk?
NORA. Neen, maar dat u het mij zegt. Dat was immers heelemaal niet
noodig....
RANK. Wat bedoel je? Wist je het dan?
(_Het dienstmeisje komt binnen met de lamp, zet die op
|