mmers daar?
NORA. O ja, dat; maar dit is een ander ... ik heb het besteld ...
Torwald mag het niet weten.
RANK. Haha, daar hebben wij dus het groote geheim.
NORA. Juist; gaat u maar naar hem toe, hij zit in de binnenkamer: hou
hem zoo lang aan de praat....
RANK. Wees gerust: ik zal hem wel vast houden. (_Af naar Helmer's
kamer_).
NORA (_tegen het meisje_). Staat hij te wachten in de keuken?
DIENSTMEISJE. Ja, hij is de achtertrap opgekomen....
NORA. Maar heb je hem dan niet gezegd dat er iemand binnen was?
DIENSTMEISJE. Jawel, maar dat gaf niets.
NORA. Wou hij niet weggaan?
DIENSTMEISJE. Neen, hij gaat niet weg, voor hij mevrouw gesproken heeft.
NORA. Laat hem dan maar binnen; maar zachtjes. Helene, het moet het
tegen niemand zeggen; het is een verrassing voor mijnheer.
DIENSTMEISJE. Jawel mevrouw, ik begrijp het wel.... (_af_).
NORA. Nu zal het vreeselijkste gebeuren. Het komt toch. Neen, neen,
neen, het kan niet ... het mag niet.... (_zij schuift den grendel voor
Helmer's deur. Het dienstmeisje doet de deur open voor Krogstad en sluit
die weer achter hem. Hij is gekleed voor de reis, in pels,
met-bont-gevoerde-laarzen en een bonten muts_).
NORA (_vlak bij hem_). Spreek zachtjes; mijn man is thuis.
KROGSTAD. Nou, dat doet er niet toe....
NORA. Wat wil u van mij?
KROGSTAD. Dat u mij uitsluitsel geeft over iets.
NORA. Gauw dan. Waarover?
KROGSTAD. U weet natuurlijk dat ik ontslagen ben?
NORA. Ik kon het niet verhinderen, meneer Krogstad. Ik heb mijn uiterste
best voor u gedaan; maar het hielp allemaal niets.
KROGSTAD. Houdt uw man zoo weinig van u? Hij weet waaraan ik u kan
blootstellen, en toch waagt hij....
NORA. Hoe kan u denken dat hij er iets van weet!
KROGSTAD. O neen, ik dacht ook eigenlijk wel van niet. Het leek zoo
weinig op mijn goeden Torwald Helmer om zoo manmoedig te zijn....
NORA. Mijnheer Krogstad, ik eisch respect voor mijn man.
KROGSTAD. O zeker, alle verschuldigde respect. Maar aangezien mevrouw
het zoo angstvallig verborgen houdt, durf ik wel aannemen dat u ook
beter ingelicht is dan gisteren over wat u eigenlijk gedaan heeft?
NORA. Beter althans dan u er mij van op de hoogte brengen kon.
KROGSTAD. Ja, zoo'n slecht jurist als ik....
NORA. Wat wil u van mij?
KROGSTAD. Alleen maar eens zien hoe u het maakte, mevrouw Helmer. Ik heb
den heelen dag rondgeloopen al maar denkende aan u. Een geld-inner, een
afgedankte klerk, een ... nou ja, enfin,
|