zoo'n mensch als ik, heeft ook
nog zoo iets wat ze een hart noemen, ziet u.
NORA. Bewijs dat dan; denk aan mijn kinderen.
KROGSTAD. Heeft u of uw man aan de mijnen gedacht? Maar dat is tot
daaraan toe. Ik wou u alleen maar dit zeggen, dat u die zaak niet al te
ernstig behoeft op te nemen. Van mijn kant zal ik vooreerst geen
aangifte doen.
NORA. O neen ... niet waar ... dat wist ik wel!
KROGSTAD. De heele zaak kan in der minne geschikt worden; het hoeft
heelemaal niet onder de menschen te komen; het blijft tusschen ons
drieen.
NORA. Mijn man mag er nooit iets van te weten komen.
KROGSTAD. Hoe zal u dat kunnen voorkomen? Kan u misschien betalen wat er
nog staat?
NORA. Neen, niet zoo dadelijk.
KROGSTAD. Of weet u soms een middel om aan geld te komen een dezer
dagen?
NORA. Geen middel waarvan ik gebruik maken wil.
KROGSTAD. Nu, het zou u toch niets gebaat hebben. Al stond u hier voor
mij met nog zooveel contanten in uw hand, u kreeg uw schuldbekentenis
toch niet van mij terug.
NORA. Maar zeg mij dan toch wat u er mee doen wil?
KROGSTAD. Ik wil dat papier alleen maar bewaren ... het onder mij
houden. Niemand buiten ons zal er iets van weten. Mocht u dus rondloopen
met een of ander wanhopig voornemen....
NORA. Dat doe ik.
KROGSTAD ... als u er soms over denken mocht van huis en haard weg te
loopen....
NORA. Dat doe ik!
KROGSTAD. Of ... over iets ergers nog....
NORA. Hoe weet u dat?
KROGSTAD. ... laat u dat voornemen dan varen.
NORA. Hoe kan u weten dat ik over zoo iets denk?
KROGSTAD. De meesten denken in den eersten schrik daar over. Ik dacht er
ook over, maar, och god, ik had er den moed niet toe....
NORA. Ik ook niet.
KROGSTAD (_verlicht_). Neen, niet waar; u heeft er ook den moed niet toe
... u ook niet....
NORA. Neen ... neen ... ik heb er den moed niet toe!
KROGSTAD. Het zou ook een groote dwaasheid zijn. Als de eerste
huiselijke storm maar over is.... Ik heb hier in mijn zak een brief aan
uw man....
NORA. En staat het daar allemaal in?
KROGSTAD. In de zachts mogelijke termen uitgedrukt.
NORA (_snel_). Die brief mag niet in zijn handen komen! Verscheur hem!
Ik zal toch het geld wel zien te krijgen.
KROGSTAD. Pardon mevrouw, maar ik meen u daar straks gezegd te
hebben....
NORA. O ik spreek niet van het geld dat ik u nog schuldig ben. Zeg mij
hoeveel geld u van mijn man verlangt, dan zal ik het u bezorgen.
KROGSTAD. Ik verlang geen geld van uw man.
|