begrijp je?
MEVR. LINDE (_laat haar werk zakken_). Maar liefste, beste Nora, hoe kom
jij zulke dingen te weten?
NORA (_loopt rond_). Och ... als je drie kinderen hebt, dan krijg je
soms wel eens bezoek van ... van vrouwen, die zoo half-en-half dokter
zijn, en die vertellen je dan het een-en-ander.
MEVR. LINDE (_naait weer ... kleine stilte_). Komt dokter Rank hier alle
dag aan huis?
NORA. Vast iederen dag. Hij is Torwald's beste vriend, al van voor zijn
trouwen, en ook mijn vriend. Dokter Rank is zooveel als lid van het
gezin.
MEVR. LINDE. Maar is de man wel heel oprecht? Ik bedoel, zegt hij niet
graag maar wat om menschen aangenaam te zijn?
NORA. Neen ... integendeel. Hoe kom je daarbij?
MEVR. LINDE. Toen je hem aan me voorstelde, zei hij dadelijk dat hij
mijn naam hier in huis dikwijls gehoord had; maar later merkte ik, dat
je man er heelemaal geen idee van had wie ik eigenlijk was. Hoe kon dan
dokter Rank...?
NORA. Jawel, dat is toch heuschwaar, Kristine. Zie je, Torwald houdt zoo
ontzettend veel van mij; en daarom wil hij mij heel alleen hebben,
zooals hij zegt. In den eersten tijd was hij als 't ware jaloersch als
ik alleen maar iemand noemde van de lieve menschen thuis. Nou, toen liet
ik dat dan ook maar. Maar met dokter Rank spreek ik dikwijls over al die
dingen, want hij luistert er graag naar, zie je.
MEVR. LINDE. Hoor eens, Nora, je bent in sommige dingen nog net een
kind; ik ben een heel eind ouder dan jij en heb ook een beetje meer
ondervinding. Ik zal je eens iets zeggen: je moet zien dat je van die
zaak met dien dokter Rank afkomt.
NORA. Van welke zaak moet ik zien af te komen?
MEVR. LINDE. Zoowel van het een als van het ander, dunkt mij. Gisteren
praatte je over een rijken bewonderaar, die je geld moest bezorgen....
NORA. Ja, een die er niet is ... helaas. Maar wat zou dat?
MEVR. LINDE. Heeft dokter Rank geld?
NORA. Jawel.
MEVR. LINDE. En niemand om voor te zorgen?
NORA. Neen, niemand ... maar...?
MEVR. LINDE. En hij komt hier iederen dag aan huis?
NORA. Ja, dat zei ik je immers?
MEVR. LINDE. Hoe kan zoo'n beschaafd man zoo onkiesch zijn?
NORA. Ik begrijp je heelemaal niet.
MEVR. LINDE. Houd je nu niet van den domme, Nora. Denk je dan dat ik
niet begrijp van wien je die vijf duizend kronen geleend hebt?
NORA. Ben je niet wijs? Hoe kom je er bij? Een vriend van ons, die
iederen dag bij ons komt! Wat zou dat voor een vreeselijke pijnlijke
verhouding zijn!
|