rden al die menschen die werkzaam zijn bij de Hypotheekbank nu
afhankelijk van Torwald?
RANK. Vindt u dat zoo vreeselijk vermakelijk?
NORA (_glimlacht en neuriet_). Waarom niet? (_Loopt rond door de
kamer_). Ja, dat is toch ontzettend grappig om te denken, dat wij ...
dat Torwald nu zooveel invloed op zooveel menschen krijgt. (_Haalt de
bonbons uit haar zak_). Dokter heeft u ook trek in bonbons?
RANK. Kijk eens aan, bonbons.... Ik dacht dat dat verboden waar was
hier.
NORA. Ja, maar deze heeft Kristine voor mij meegebracht.
MEVR. LINDE. Wat?... Ik?...
NORA. Nou ... nou ... schrik maar niet. Jij kon immers niet weten, dat
Torwald ze mij verboden heeft. Weet je, hij is bang dat ik er leelijke
tanden van krijgen zal. Maar och ... voor een enkel keertje.... Niet
waar dokter? Alsjeblieft. (_Stopt hem een bonbon in den mond_). En jij
ook Kristine. En ik mag er ook eentje ... een kleintje maar ... een ...
of op zijn hoogst twee! (_Loopt weer rond_). Nu ben ik toch zoo
in-gelukkig. Nu is er maar een ding in de wereld waar ik zoo'n dollen
lust in zou hebben.
RANK. En dat is?
NORA. Het is iets dat ik zoo dolgraag zou willen zeggen, zoo, dat
Torwald het hoorde.
RANK. En waarom zegt u het dan niet?
NORA. Neen ... ik durf niet ... het is zoo leelijk.
MEVR. LINDE. Leelijk?
RANK. Ja, dan is het niet geraden. Maar tegen ons kan u 't toch wel....
Wat is het dan dat u zoo graag wou zeggen, zoo, dat Helmer het hoorde?
NORA. Ik heb zoo'n dollen lust om te zeggen: bliksems!
RANK. Hoe heb ik het nu met u!
MEVR. LINDE. 't Is zonde Nora.
RANK. Zeg u 't dan nu maar. Daar is hij!
NORA (_stopt de bonbons weg_). Sst, sst, sst!
(_Helmer komt uit zijn kamer met zijn overjas op den arm en zijn hoed in
de hand_).
NORA (_naar hem toegaand_). Wel Torwald-lief, ben je van hem af?
HELMER. Ja hij is weg.
NORA. Mag ik je even voorstellen: dat is Kristine die in de stad gekomen
is.
HELMER. Kristine?... Pardon, ik weet niet goed....
NORA. Mevrouw Linde, Torwald-lief; mevrouw Kristine Linde.
HELMER. Ach zoo. Vermoedelijk een vriendin van mijn vrouw uit haar
kindertijd?
MEVR. LINDE. Ja, wij hebben elkaar vroeger gekend.
NORA. En verbeeld je, nu heeft zij die lange reis hierheen gemaakt om
eens met jou te kunnen spreken.
HELMER. Dat wil zeggen?
MEVR. LINDE. Dat nu juist niet....
NORA. Kristine is namelijk zoo vreeselijk handig met kantoorwerk, en nu
wou ze zoo dolgraag onder de leiding komen va
|