en reisje maken ... mogelijk wel naar de zee, die ik
zoo graag nog eens terugzien wou! O ja, ja, het is toch maar
verrukkelijk om te leven en gelukkig te zijn!
(_Er wordt gebeld aan de voordeur_).
MEVR. LINDE (_staat op_). Daar wordt gebeld; nu zal ik maar heengaan.
NORA. Welneen, blijf maar; hier komt stellig niemand; het zal wel voor
Torwald zijn....
DIENSTMEISJE (_in de deur_). Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw ... maar
hier is een heer die wil meneer de advocaat spreken.
NORA. Meneer de directeur, meen je.
DIENSTMEISJE. Jawel, mevrouw, meneer de directeur; maar ik wist niet ...
omdat de dokter binnen is....
NORA. Wie is die meneer?
Zaakwaarnemer KROGSTAD (_in de deur_). Ik ben het mevrouw.
(_Mevr. Linde schrikt en gaat bij het raam staan_).
NORA (_gaat hem een paar passen te gemoet; gespannen half-luid_). U? Wat
beteekent dat? Waarover wou u mijn man spreken?
KROGSTAD. Over bankzaken ... tot op zekere hoogte. Ik heb een klein
postje bij de Hypotheekbank, en uw man wordt nu onze chef, naar ik
hoor....
NORA. Het is dus over....
KROGSTAD. Over zaken, droge kantoorzaken, mevrouw; anders niets.
NORA. Ja, wil u dan maar zoo goed zijn even in het kantoor te gaan.
(_Groet onverschillig, terwijl zij de deur naar het portaal opendoet;
dan gaat zij naar de kachel kijken_).
MEVR. LINDE. Nora ... wie was die man?
NORA. Dat is een zekere zaakwaarnemer Krogstad.
MEVR. LINDE. Dus was hij het heusch!
NORA. Ken je dien man?
MEVR. LINDE. Ik heb hem gekend ... vele jaren geleden. Hij was een
tijdlang zaakwaarnemer daarginder bij ons.
NORA. Ja dat was hij ook.
MEVR. LINDE. Wat is hij veranderd!
NORA. Hij is heel ongelukkig getrouwd geweest.
MEVR. LINDE. Nu is hij immers weduwnaar?
NORA. Met een heeleboel kinderen. Zie zoo, nu vlamt het weer. (_Zij
sluit de deur van de kachel en schuift den schommelstoel een beetje op
zij_).
MEVR. LINDE. Hij heeft allerlei zaken aan de hand, zeggen ze.
NORA. Zoo? Ja dat kan wel zijn; ik weet er niet van ... maar laat ons nu
niet aan zaken denken; dat is zoo vervelend.
(_Dokter Rank komt uit Helmer's kamer_).
DOKTER RANK (_nog in de deur_). Neen, neen zeg ik; ik wil je niet
hinderen. Ik ga liever even binnen bij je vrouw. (_Sluit de deur en
bemerkt mevr. Linde_). O, pardon; ik zie dat ik hier ook ongelegen kom.
NORA. Welneen, heelemaal niet. (_Stelt voor_). Dokter Rank--Mevrouw
Linde.
RANK. Och zoo. Een naam die hier in huis dikwijls ge
|