. Dat is het ergste in een positie als de mijne, dat je gemoed zoo
verbitterd wordt. Je hebt niemand om voor te werken, en toch moet je
naar alle kanten heen werk zoeken. Je moet toch leven, en dan wordt je
egoist. Toen je mij vertelde van die gelukkige verandering in je positie
... wil je 't wel gelooven?... was ik er minder blij over voor jou dan
voor mijzelf.
NORA. Hoe meen je dat? O, nu begrijp ik je. Je bedoelt dat Torwald
misschien wat voor je zou kunnen doen?
MEVR. LINDE. Ja, daar dacht ik aan.
NORA. Dat zal hij ook wel Kristine. Laat dat maar aan mij over; ik zal
hem dat zoo netjes bijbrengen, zoo netjes ... eens iets heel liefs
bedenken dat hij erg graag heeft. O, ik wil je zoo innig graag van
dienst zijn.
MEVR. LINDE. Wat is dat lief van je, Nora, dat je je zoo hartelijk voor
mij interesseert ... dubbel lief van jou, die zelf zoo weinig weet van
de moeilijkheden van het leven.
NORA. Ik?... weet ik daar zoo weinig van?...
MEVR. LINDE (_glimlachend_). Nou ... dat beetje handwerken en zoo ... Je
bent nog een kind, Nora.
NORA (_loopt door de kamer met het hoofd in den nek_). Dat moest je niet
op zoo'n hoogen toon zeggen.
MEVR. LINDE. Zoo? Niet?
NORA. Je bent net als de anderen. Je denkt allemaal dat ik niet deug
voor iets ernstigs.
MEVR. LINDE. Och kom....
NORA. ... dat ik nog niets gedaan heb in deze moeilijke wereld.
MEVR. LINDE. Maar lieve Nora, je hebt immers daar straks al je
tegenspoeden verteld.
NORA. Och wat ... die bagatellen! (_Zachtjes_). Ik heb je het groote
niet verteld.
MEVR. LINDE. Het groote? Wat bedoel je daarmee?
NORA. Je kijkt op me neer Kristine, maar dat moest je toch niet doen.
Jij bent er trotsch op dat je zoo hard en zoo lang voor je moeder hebt
gewerkt.
MEVR. LINDE. Ik kijk heusch op niemand neer. Maar dat is waar: ik ben
zoowel trotsch als blij, als ik er aan denk, dat het mij vergund was de
laatste jaren van mijn arme moeder althans vrij van zorgen voor haar te
maken.
NORA. En je bent ook trotsch als je er aan denkt wat je gedaan hebt voor
je broers.
MEVR. LINDE. Mij dunkt dat ik daar ook wel het recht toe heb.
NORA. Dat dunkt mij ook. Maar nu zal ik je eens wat vertellen, Kristine.
Ik heb ook iets om trotsch en blij over te zijn.
MEVR. LINDE. Daar twijfel ik geen oogenblik aan. Maar hoe bedoel je dat?
NORA. Spreek zachtjes. Verbeeld je dat Torwald het eens hoorde! Hij mag
het om niets ter wereld hooren ... niemand mag het weten. Kristine
|