s hebben dan je bent, net zooals je
bent, mijn lief klein zangvogeltje. Maar hoor eens eventjes; ik bedenk
me daar wat. Je ziet er zoo ... zoo ... hoe zal ik het noemen ... zoo
verdacht uit vandaag....
NORA. Ik?
HELMER. Ja. Kijk mij eens goed aan?
NORA (_doet het_). En dan?
HELMER (_dreigt met den vinger_). Heeft mijn lekkerbekje vandaag niet
gesnoept toen ze in de stad was?
NORA. Welneen, hoe kom je er bij!
HELMER. Is mijn lekkerbekje heusch niet eens eventjes bij een
banketbakker binnen gegaan?
NORA. Neen, heusch niet, Torwald.
HELMER. Niet een beetje confituren gesnoept?
NORA. Neen, heelemaal niet.
HELMER. Zelfs niet eens wat bonbons geknabbeld?
NORA. Och neen, Torwald, heusch niet....
HELMER. Nou ... nou ... nou ... ik zeg 't natuurlijk maar voor de
grap....
NORA (_gaat naar de tafel_). 't Zou toch immers niet in mij opkomen iets
te doen dat jij niet graag hebt.
HELMER. Neen, dat weet ik ook wel; en je hebt mij immers je woord
gegeven.... (_Gaat naar haar toe_). Bewaar jij je verrassingen en
geheimpjes dan maar, mijn lieveling. Die komen van avond, als de
kerstboom aangestoken is, wel aan het licht, denk ik.
NORA. Heb je er aan gedacht dokter Rank te inviteeren?
HELMER. Neen. Maar dat hoeft ook niet; het spreekt toch van zelf dat hij
bij ons eet. Toch zal ik het hem straks nog vragen als hij komt. Fijnen
wijn heb ik besteld. O, Nora, je weet niet hoe ik mij op van avond
verheug!
NORA. Ik ook. En wat zullen de kinderen een pret hebben!
HELMER. He, het is toch een heerlijke gedachte dat ik nu een goede vaste
positie heb, met een ruim salaris. Niet waar? Het is een waar genot
daaraan te denken.
NORA. O, het is heerlijk.
HELMER. Weet je wel verleden jaar kerstmis? Drie weken te voren ging jij
je elken avond opsluiten en zat tot diep in den nacht bloemen te maken
voor den kerstboom en allerlei andere mooiigheden om ons te verrassen.
Bah, dat was de vervelendste tijd dien ik ooit beleefd heb.
NORA. Maar ik verveelde mij heelemaal niet.
HELMER (_glimlachend_). Maar het viel toch wel een beetje povertjes uit,
he?
NORA. Moet je mij daar nu nog mee plagen? Kon ik het helpen dat de kat
binnen gekomen was en alles kapot had gemaakt?
HELMER. Neen, zeker niet, mijn arme Noraatje. Jij hadt de lieve
bedoeling ons allemaal blij te maken, en dat is de hoofdzaak. Maar het
is toch maar goed dat die benauwde tijden voorbij zijn.
NORA. Ja, dat is echt heerlijk.
HELMER. Nu hoe
|