[58] fretterij = jagen met de fret. Zij wil leggen: gevingen is onze
prooi nu, enz.
* * * * *
JOHAN DE MEESTER'S "GEERTJE" [p.296]
I.
Zoo gaat het alles en deint en toeft nog even en verdwijnt.... Maar ook
waarvan men zei, dat het niet weer zou keeren, dat keert soms nog vaak
terug en altijd met een diepere bedoeling, en immer rijper en immer
sterker.... Want de plechtige dans als een ommegang, die de
stil-glimlachende en bevallige en zekere, ja vooral zekere Jaren met ons
menschen volvoeren, is een zeer ingewikkelde figuur, zoo ingewikkeld....
Och ik vrees: indien wij ons zelf konden waarnemen, zooals we staan en
ons moeizaam bewegen tegenover onze partners, door hen worden meegevoerd
en dan weer achtergelaten--zoodat degeen die voor ons stond, dan
terzijde, dan achter ons henengaat--we zouden onze verlegenheidsglimlach,
ons dwaas-behoedzaam en aarzelend bewegen zeer betreuren. Want
inderdaad, het kan toch den Beschouwer geen fraai schouwspel lijken, bij
zooveel weeldeglans en stralend licht en tegenover en naast zoo schoone
en zeker-zich-bewegende gestalten als de Jaren, zoo houterig, zoo bang
voor botsing, zoo angstig voor 'n verkeerd gebaar te treuzelen, als wij
menschen doen: een glimlach, een buiging van uw partner, ach, ge meendet
er een vriendelijkheidsbetuiging jegens u in te zien?... Neen, neen, die
hoorden zoo bij het ceremonieel van den dans; bet geheel daarvan, dat we
nog altijd niet in onze arme hoofden hebben, ware zeker niet zoo
volmaakt-fraai zonder dien glimlach en die buiging [p.297] geweest,
maar--voor u waren zij niet bestemd! Een hand wordt u toegestoken, ge
meent haar te moeten grijpen, maar neen, met 'n stillen doch
terechtwijzenden glimlach trekt haar de eigenaar terug: die handbeweging
behoorde tot het zeer diepzinnig ceremonieel van den dans ... op den
handdruk zult ge nog wat moeten wachten ... indien ge hem ooit krijgt!
Maar waarom zoudt ge daar treurig om zijn? Is een glimlach van de Jaren
dan niets, zelfs al was hij niet voor u bestemd? Maakt hij 't _geheel_
van den dans, waaraan gij _deelneemt_, niet fraaier? Welnu dan! En nu
spreek ik u nog niet eens van de schoonheid, het gratievolle, van 't
zekere van hun _terugwijken_. Want daar ge jong zijt, lieve vrienden,
hebt ge meer gelegenheid gehad, de schoonheid van den glimlach der Jaren
dan die van hun wijken te zien. Maar waarvan ik u wel en vooral nog
spreken wou, is, dat ge vooral niet uit d
|