. Gescheiden
door verren maatschappelijken afstand en vaak enorme weelde, als _zij_
waren van hun ondergeschikten, lijkt het te verklaren, hoe er iets als
een nevelige voorstelling in hun gedemoraliseerde hoofden was, dat zij
een hooger soort menschen dan die ondergeschikten waren en in hun recht,
zoo ze die offerden aan hun lust; maar zoo gij proletariers-zelf [p.340]
zoudt meenen, dat uw dienstmeisje een geringer soort mensch dan uw
zuster is--wat bleef er ons dan over dan het hoofd in onze handen te
bergen om uw clownige bespottelijkheid, verdwazing en slechtheid niet te
zien. Neen, dan zoudt ge niet _iets schooners dan het verleden_ kunnen
stichten, om de eenvoudige reden, dat _gij-zelf helaas nog iets
leelijkers dan het verleden zoudt zijn_. Als eens de ontwikkeling van
het economische leven een betere maatschappij zal hebben doen groeien,
dan zal tevens een hoogere moraal verrijzen, wier idee zal zichtbaar
worden voor de oogen der besten, die dan leven, en die, ten slotte,
vertastbaard zal staan, als een open hof waar rechters zitten, midden
den geweldigen ringbouw van geheel het maatschappelijk zijn, en met zijn
torenspitsen rijzend dat te boven--want de ethische _leer_ eener
maatschappij rijst _altijd_ hooger dan haar ethische _werkelijkheid_--;
_als een open hof_, verstaat ge: waarheen iedereen zal _kunnen_ gaan
_die wil_, om geestesadeldom en goedheid te leeren. Of zij _willen_
zullen, dat hangt ook van _u_ af, lieve vrienden. Van de economische
omstandigheden, van den _maatschappelijken ringbouw_, hangt slechts af
of zij zullen _kunnen_: of die ringbouw hun den weg naar den hof niet
_verspert_. Troost u niet met de gedachte: er zal dan minder verlokking
tot slechtheid zijn. Zeker, _deze gedachte is waar_, maar er zal
_genoeg_ verlokking overblijven, er zullen mogelijkheden ten goede en
ten kwade ontstaan, waarvan wij nu geen begrip hebben, en het _zal van
de harten en de zielen zelf afhangen, dan als in alle tijden, in hoe
verre de ethische leer werkelijkheid zal zijn. Alles_ moet _geleidelijk_
zich ontwikkelen, en gij moet nu met vasten wil, met jonge kracht, die
ontwikkeling aanvangen en volhouden. _Neemt u in acht!_ Er was nooit
heerlijker gelegenheid voor de menschheid, iets opperst-schoons te
bereiken--nooit zullen de smaad en de rampen grooter zijn, als die
gelegenheid wordt verzuimd. Uw klasse is het zaad, dat nog midden slijk
en wormen in den grond verborgen ligt, waarop de voeten stampen en de
monden
|