FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   >>  
zachtheid placht te troosten. Nu was niet Groo'moe er, maar Oom. --Ik heb u ommers alles geschreven, zei ze, met zekerder stem, koel, strak. -- Heb je Groo'va vergeving gevraagd? Oom! Die braaf dee, voor 'en wit voetje!... Nu had ze haar stem weer geheel, en blozend: --Heb u al om vergeving gevraagd? --Ik? Ik heb me niet laten onteere! --Nee, u heb goed opgepast! En voor mijn heb u ook zoo gezorgd! Daarom liep ik laast uw huis uit, toen uw zwager m'en as hoer wou gebruike.... Groo'va, die zich juist omgewend en de hand op een stoelleuning gelegd had, strekte die uit met gebiedend gebaar: --Stilte! Juist als vroeger op school. --Laat me met haar alleen, Jan; ik zal de weg naar je huis wel vinden. Toen Oom was heengegaan, zei Groo'va: --Ga daar zitten. Het was haar stoel, waarop zij altijd zat, deze dagen; zij ontving Groo'va in Maandag z'en woning. Hij deed net als thuis tegen stoute jongens, die hij in zijn kamer liet komen na schooltijd. De meester, de berispende meester--anders was hij niet voor haar. [p.355] Men zal de uitbeeldingskunst van dit geheele stuk moeilijk te zeer kunnen prijzen. Het schoolmeesterlijke gedoe van Groo'va, Oom's vleierige kruiperigheid,het staat er alles voortreffelijkin. Maar vooral opmerkelijk is Geer's koel, strak, snibbig en hard worden. Het lijkt mij gewenscht hier even van de eigenlijke oorzaak daarvan te spreken: omdat zachtmoedigheid en vergevingsgezindheid goddelijk, d.i. schoon en goed zijn, wordt een mensch bij hun aanblik ontroerd en heeft hen onmiddellijk lief. Beproevend hen na te volgen om zelf schoon en goed te zijn, wendt hij zich tot hen en hoort, met een gelukkig gevoel in het hart en heerlijke overgave, aan, wat zij hem te zeggen hebben. Maar omdat hardheid en barschheid en wrok leelijk en gering-menschelijk zijn, wordt een mensch bij hun aanblik onmiddellijk afkeerig van hen en zegt meer of minder bewust in zichzelf: wat kunnen dezen, die zelf klaarblijkelijk nog niets geleerd hebben, mij leeren? En _welk recht_ hebben zij, mij te leeren? Dan keert hij zich van hen af en sluit in zich-zelf zich op. In den grond is het dus dezelfde oorzaak, die de menschen een eerlijk man, als hij over eerlijkheid spreekt, aandachtig doet aanhooren, maar hen een dief, als hij 't zelfde beproeft, doet hoonen en nog dieper verachten. Onversch
PREV.   NEXT  
|<   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   >>  



Top keywords:

hebben

 

mensch

 
meester
 

oorzaak

 

onmiddellijk

 
aanblik
 
schoon
 
leeren
 

vergeving

 

gevraagd


kunnen
 

volgen

 

Beproevend

 
ontroerd
 
verachten
 
eigenlijke
 
worden
 

gewenscht

 

snibbig

 
vooral

opmerkelijk

 

goddelijk

 

Onversch

 

vergevingsgezindheid

 

zachtmoedigheid

 
daarvan
 

spreken

 

dezelfde

 

menschen

 

eerlijk


zelfde

 

beproeft

 
hoonen
 

aanhooren

 

aandachtig

 

eerlijkheid

 

spreekt

 
geleerd
 

hardheid

 

zeggen


barschheid

 

leelijk

 

gevoel

 

heerlijke

 

overgave

 
gering
 
menschelijk
 

bewust

 

zichzelf

 

klaarblijkelijk