achteren stekend om de strik te openen, wilde zij
met de rechter de schort al wegtrekken, maar de strik trok vast en
_de ijle beweging der rechterhand scheen een strijken over de
zwangere buik, als om weg te strijken._
Dit laatste door mij gecursiveerde is een _zeer fijne opmerking_
van den schrijver. Wij moeten namelijk begrijpen, dat
dit den grootvader zelf niet alleen een beweging van schaamte
toeschijnt, maar _Geertje-zelf_ hier voelt, dat die handbeweging
haar grootvader en oom zal doen denken, dat zij zich schaamt
voor haar zwangerschap; en dit kwetst haar fierheid. Zij
immers, zooals we weten, schaamt zich daarvoor niet, omdat
ze zich, in het diepst van haar wezen, schuldeloos voelt.
--Ben je alleen? bitste de vermaanstem.
--Ja Groo'va.
--_Het tocht hier_.
Dit kurk-droge en als versteend-ordelijke aan-kleinigheden-denken, op
dit oogenblik, karakteriseert weer den grootvader uitstekend!
Oom sloot de woningdeur, Geertje de ramen. Ook de tusschendeur ging
zij sluiten.
--Gaat u niet zitten? vroeg ze zacht en schraapte naar meer geluid.
In een wanhopige zelfteleurstelling voelde ze zich toch
onthutst-doen.
--_Is dat wat je me te zeggen hebt, Geertje?_
Hier komt weer het hoogst ergerlijke in zulk een dogmatisch-verstrakte,
door eigen bravigheids-bewustzijn hoogmoedige en gevoellooze voor den
dag: _Hij_ mag zoo weinig ontroerd [p.354] zijn door den aanblik van z'n
mishandelde en vertrapte kleindochter; _hij_ mag zoo weinig fijn gevoel
bezitten, zoo weinig onbewusten eerbied hebben voor het leed en voor dat
hooge oogenblik van elkander weerzien, dat zijn eerste woord een
bevelhebberige verklaring kan zijn, dat "het tocht!"--_Zij_ daarentegen
moet zoo eerbied-geslagen door zijn tegenwoordigheid zijn, dat ze zelfs
het benul niet behoort te hebben hem een stoel aan te bieden!! Hoogmoed
en Trots, wel te onderscheiden van Ziele-hoogheid en Gevoel-van-
eigenwaarde, worden altijd door Dwaasheid begeleid, opdat naar den wil der
zachtmoedige en onophoudelijk-onderwijzende Natuur, deze beide plechtig-
voortstappende, geharnaste ridders, meenend een helm te torsen, een
zotskap dragen, gelijk Sancho Panza zijn scheerbekken, en aldus een
schouwspel van weerzinwekkende en waarschuwende belachelijkheid zullen
zijn....
Het was de oude toon van vijandig klinkende berisping, die
hardheid, die haar altijd had gekwetst, waarover Groo'moe met
|