m....
Nu aten zij: grauwe erwten met ham, door Groo'moe gekozen als
Geertje's lievelingskost. Maar Groo'va had de ham niet zoo mooi dun
gesneden als anders.
Ik heb daar straks de opmerking niet willen maken, om de stemming van
dit overigens fraaie stuk niet te bederven, maar nu moet ik toch even
zeggen, dat het mij spijt hier het woord "hikte" ter beelding van
Groo'moe's manier van spreken gebruikt te zien. Het werkt
ontegenzeggelijk storend. Hikken, [p.315] in de beteekenis van hakkelend
spreken heeft te vaststaand en eigenaardig gebruik in den volksmond, dan
dat het ook hier niet onmiddellijk de daaraan verbonden onsmakelijke
gedachten-associaties zou doen opkomen.
Maar nu geloof ik dat het toch tijd wordt mijn daar straks afgebroken
zin te voltooien. Dus: Ten derde leeft in Grootvader ook een mensch,
die, zij 't schaarsch, zij 't droog, zij 't kleintjes, zich toch ook op
een andere dan Bijbelsch-gereglementeerde wijze uit. Want--en Grootvader
moge mij het oneerbiedig vergelijk vergeven:--geen papegaai is er zoo
aan verslaafd op het voorbeeld van anderen te vloeken en te zegenen, of
hij krast er wel eens op zijn eigen manier, z'n toorn, verdriet of
vreugde doorheen. Grootmoeder moge schreien, Geertje langs de wang
aaien, haar laten uitweenen aan haar borst, de stugge, terughoudende,
half-bevroren grootvader brengt het niet verder dan: _de ham niet zoo
mooi dun te snijden als anders_. Maar met dat al is het laatste toch
evenzeer een zuivere gevoelsuiting als de eerste. Wenschen we er den
oude geluk mee!
Ik sla nu een stukje tekst over en haal het eigenlijk afscheidnemen van
Grootmoeder en Geertje aan:
Grootvaders _lange_ gestalte stond in de deuropening.
--... Nou Groo'moe....
--Nou kind...!
't Was of Groo'moe haar niet loslaten kon. Ook zij was aangedaan.
Maar ze hoorde Groo'va zeggen:
--'t Is tijd! en toen kreeg ze opeens een schrik, een vrees dat ze
den trein niet zou halen.
--Goeie Groo'moe, zei ze troostend, _en wrong voorzichtig zich
los_.
--De Heer ... zij ... met je, beefde Groo'moe's stem.
--_Ja Groo'moe_, zei Geertje, _en zocht haar taschje_.
Toen ze het had, tasch, handschoenen, parapluie, nog gauw, bij een
vroolijker--"Dag Groo'moe, het beste Groo'moe," een lichte kus op
het grijze haar; en vlug voor Groo'va, die de voordeur had geopend,
heen, was ze in eenen kamer en huis uit.
In den e
|