den
heer en mevrouw Heins: bijv. die scene met de kinderen is
uitstekend!--"een van Oom's vertrouwdste vrienden, die een groote
drukkerij voor den handel heeft," zooals Oom aan Groo'va heeft
geschreven. Mevrouw Heins is een ongelukkig buitje, iemand met een
"krates-lijf" en 'n bleek gezicht, waaruit een roode puntneus scherpt;
Heins-zelf daarentegen: "een groote heer, veel jonger dan Oom, blond op
het rosse af, rood van gezondheid, met zware wangen en sterke knevel."
Ziehier de manier, waarop hij, al heel spoedig, met haar omgaat:
--Nou? en jij dan? zei Meneer, toen ze meneer Maandag en hem een
glas pilsener had ingeschonken.
--Dank u.
--Wat dank u? Ben jij mal? Gauw 'en glas! En 'en stoel d'er bij.
Mot je nou nog meer heen en weer loope! Ik zit toch ook!
Geert liet zich gezeggen, ze wou wel zitten. Ja, ze was moe--en het
bier smaakte. He, dat heerlijk-frissche bier! En zoo'n goddelijke
avond!
--Bei jij nog bij me vrouw geweest? Ik voor 'n uurtje, maar toe'
sliep ze.
Nee', gut, Geert was er niet meer geweest, sinds ze om zeven uur
thee had gebracht. Maar ze zou d'alijk even gaan....
Och, nee', drink nou eerst je bier leeg. Blijf nou ook es zitte.
_'t Is toch al zoo ongezellig_....
[p.328] Ja, daar had Meneer gelijk aan. Gezellig was het nooit in
huis. Altijd herrie, of leeg-holle kamers, met maar 'en enkel
mensch er in, heen en weer geloop naar de ziekekamer, de kinderen
schreeuwend, omdat ze alleen gelaten werden, en Sefie uit d'er
keuken geloopen, of naar de straat of naar het gangetje van de
drukkerij.... _Aardig, dat Meneer die ongezelligheid ook akelig
vond_: zoo iemand, die op scheen te gaan in z'en zaken!
Ge merkt hier al, hoe een zeker intiem verband tusschen de twee _in
wording_ is, doordat ze 't beide _ongezellig_ in huis vinden, tegenover
de juffrouw, die de _oorzaak dier ongezelligheid is!_
* * * * *
Langzamerhand zien we Geertjes geest door het beeld van dien man vervuld
worden. Truusje, z'n dochtertje, is wat hangerig. Geertje kijkt haar aan
en denkt onmiddellijk: "Krek toch d'r pa z'n oogen." Maar zie dan vooral
eens dit: (Geertje zit het zieke kind voor te lezen. Meneer Heins komt
de kamer binnen:)
--"Mejuffrouw G. Hendriks." Een brief! Asjeblief.
--Gut Meneer!
--Zit Geer je prettig voor te lezen, Troelala?...
Da's
|