'en leve'tje, he?... Zeg, 't is hier benauwd! Jij hebt et ook
warm!... _O got, doe maar niet! 'k weet toch wel da'j 'en mooie
hals heb_ ... krijgt Troelala 'et niet te warm?... Laat tenminste
de deur wat ope.... Zoo....
--As de Juffrouw dat maar goed vindt!
--Och jullie heb 'et hier veel te benauwd.... Zeg is, wat krij' je
daar voor 'en brief! Hei je femilie in Amerika?
--Van 'en kennis....
--O zoo! U doet niet minder! Haal jij ze heel uit Amerika!...
Dag.... Dag Truuzepop!
Weg was Meneer. O, wat had Geer het land! Hoe zoo opeens nou 'en
brief van Willem. _En dat Meneer dat net moest zien!_ Hoe kwam
Willem (Ge weet wel: Heukelman, de boerenzoon, die op haar verliefd
is. v.C.) an d'er adres! Ja, natuurlijk van Jan, en van thuis. Maar
wat hattie te schrijve! Ook 'en taaie.... He God, dat Meneer....
Ik heb een paar zinnetjes gecursiveerd. Commentaar overbodig, niet waar?
Nu oversla ik een uitmuntend stuk--met grooten spijt, vooral omdat gij
het schalke, bijdehandte in Geer er aardigjes in had te zien gekregen!
Maar enfin, [p.329] dat blijft weer bewaard voor jelui, als je het boek
leest! Nu verder even Geertjes overpeinzingen:
He, wat vervelend toch, nou van die brief! Stom ook, dat ze gezeid
had "van 'en kennis." O, wat had ze daar gruwelijk spijt van! Hoe
kwam ze't te zeggen ... ze wist het niet ... Laa's kijke.... O ja!
toen.... Meneer-keek zoo plaag'rig. Eerst al, met dat geplaag om
'er boordje.... Toen, net of dat heel wat was, dat zij iemand kende
in Amerika.... Ja, daarom had ze gezeid, "van 'en kennis." Net zoo
ommers as et was.... _Maar ze zag dat Meneer et raar von_. Altijd,
dan werde _z'en ooge wat anders...._ Och maar malligheid! '_t Zou
um 'en zorg zijn, of zij 'en kennis in Amerika had_.... He nee, _ze
had et gezeid om te plage_.... Waarom had hij ook geplaagd met 'er
boordje....
Aan de door mij gecursiveerde zinnen ziet ge duidelijk, dat Geer zich er
wel van bewust is, dat er een _aardig verhoudinkje_ tusschen haar en
meneer is, en dat ze gelooft, dat het meneer _eventjes hinderen zal als
hij merkt dat ze een vrijer heeft._ Geertje denkt natuurlijk niet na
over eenig gevolg dat dit alles hebben kan. _Zij is daarvoor te
onschuldig_. Zij is te onschuldig om in dit alles iets anders dan 'n
soort aardig-vinden-van-elkaar te zien. Ja, God, waarom zou meneer haar
niet mooi v
|