t geloofssterke, dit
liefdessterke, _dat Geertjes innerlijk is_, dat uiterst reine innerlijk,
_welks poorten nu, de [p.333] een na de ander worden ontsloten_. (Zij
poogt haar aandacht bij de preek te bepalen, maar denkt aan hem, aan
hem:)
(De juffrouw) zei et ommers vaak:--"Pa's kindje," op 'en toon van
spot en hekel, net of Truus et helpen kon, dat ze pa z'en oogen
had. Kleine snoes, gelukkig ook! as ze de ooge had van de
moeder!... 't Ware net Meneer z'en oogen, 't zelfde bruin, zoo
stralend, groot.... Jonge, op de kermis gisteravond zette'n-ook die
groote ooge, keek zoo stralend, naar z'en meisje.... Meisje lacht.
En Ooge lache.... Jonge, meisje staan nou op.... Hij haar hand, en
drukt de hand ... drukt nog weer ... de ooge ernstig.... Trekt haar
hand meer naar zich toe....--"'k Zal uw koffie late valle!"--"Koffie?
Nee, 't is maar 'en gulde, daar, onder de lessenaar, 'k raap em op
of geef 'en ander ....Toe, Geer, hoor toch, 'k heb je lief, toe,
ik ben zoo ongelukkig ... 'k heb je lief, Geer, och, kom hier"....
Weg lessenaar, weg tabouret. _Hij_[7] naast haar, kijkt
bedroefd-vol-liefde.... Zalig! Zalig!--"Nog 'en zoen, zoo je
hoofd"....
He, haast gevalle----
... Groote God! wat gebeurt er met 'er! Heeft ze.... Ja, ze heeft
geslapen. 't Vrouwtje naast haar kijkt ontstemd, z'is tegen die an
gevalle, in d'er slaap.... Wat vreeslijkheid! Ooge dicht! Ze durft
niet rondzien! Zoo iets droome ... en dan hier! In de kerk zoo
zondig droome! Wat zeit daar de Dominee! O, hij spreekt over Judas'
smarte.... Lang stuk heeft ze niet gehoord, zitte slape, was zoo
moe ook. He, d'er hoofd barst van de pijn en dat steke van de zon
daar, altoos met die-n-eene straal, daar vlak voor d'er. Jee, ze
beeft, ze klappertandt. En zoo warm hier. He't ze koorts? O, ze is
zoo ongelukkig!
In een wroeging van zich schuldig voelen, in een vrees voor zonden,
herinnert ze zich nu tal van teksten, die _overspel_ verbieden. En dat
stuk is prachtig; en het spijt mij heel erg, dat ik het moet overslaan,
al mag ik de opmerking niet weerhouden, dat ik wel gewenscht zou hebben,
dat Geertje's meditatie niet zoo gerhythmeerd ware gegeven, want deze
rhythmeering wordt veroorzaakt door de vroom-ontroerde psyche _van den
auteur_, en kan _niet_ in 't _denken van Geertje_ aanwezig geweest zijn.
Zij bidt God om vergeving, neemt z
|