orbeeld van: (Geertje denkt:)
(Groo'va) sprak altijd van "den wil des Heeren" maar over zijn
triestigheid heen kwam hij niet.
Misschien was dat toch wel meest om oom Jan--en nu wist Groo'va nog
niet eens alles!--ook niet, dat het bij oom heelemaal geen
Christelijke Boekhandel meer was. Op den Binnenweg was er nog een
aparte Bijbelkast. Maar hier!...
--Dank je! Die reuk van heiligheid het me niks as schaaj gedaan!
had oom den vorigen avond gespot, toen Geertje naar de bijbels
gevraagd had.
--Bidt jij nog? had hij 's middags geplaagd, toen ze aanzaten voor
het eten. Den eersten avond had ze 't gedaan, niet lettende op Oom
en Tante. Vanzelf had ze nu weer de handen gevouwen.... Tante was
tusschen beide gekomen:--"Laat 'er toch!"--Maar zij had gelachen,
en oom had gelachen, en _voordat ze het wist, was de vork in d'er
mond geweest_....
Zoo iets beteekent niet, dat Geertje nu inderdaad haar _geloof_ aan het
verliezen is. Dat is volstrekt niet het geval. En de tijd moet nog
komen, dat zij 't inniger zal bezitten, dan ze 't ooit bezeten heeft.
Maar zij is bezig uit de _praktijk der godsdienstoefening_ te geraken.
En dit is jammer, want _als_ bij iemand van de betrekkelijk geringe
_verstandelijke_ beschaving van Geertje, zelfs een _groot godsgeloof_ in
de _ziel_ ligt--gelijk hier inderdaad het geval is--dan kan toch, onder
zekere omstandigheden, die ik nader zal aanduiden, dat _groote
godsgeloof niet_ maar wel die _praktijk der godsdienstoefening_ voor
verkeerde en schadelijke dingen behoeden. Hij die dit vreemd mocht
vinden, bedenke: dat bijna niemand de volle bewuste beschikking heeft
over _al_ de in hem liggende geestelijke krachten. Hij krijgt
_langzamerhand_ de beschikking over hen, indien hij _zeer hooge en diepe
vreugden en smarten voelen kan_. Want deze beide zijn de dorpelwachters,
die het in hun macht hebben, de poorten der geheime arsenalen en der
juweelen-volle schatkamers in eens menschen innerlijk [p.323] te
ontsluiten.... En ook voor Geertje zullen zeer vele ontsloten worden....
Maar nu dit nog niet gebeurd is, en ook--en dit is de omstandigheid,
waarop ik doelde--de schatkamer van het groote godsgeloof in haar nog is
gesloten, kan zij voornamelijk slechts beschermd worden, door wat haar
van _buiten_, door haar grootouders is bijgebracht: de praktijk, de
routine, noem het de sleur der godsdienstoefening, en die verliest
zij....
|