Ik noemde deze een _uiterlijkheid_, bedenk het, maar--ook een
harnas is een uiterlijkheid!--Ik ga nu een stukje overschrijven,
waardoor we weer wat meer van Geertje's innerlijk en het armelijk geplan
en geintrigeer van oom en tante, om aan geld te komen, te weten komen,
en tegelijkertijd met een nieuwe figuur kennis maken, die bestemd is een
groote rol in het boek te spelen en evenals Geertje tot de psychische
romantiek (zie het eerste hoofdstuk) behoort:
De voordeur ging open:--"Dag Geertje!" zei iemand. Zij kende hem
niet! Een burgerheertje, met een bult; een bleeke kop half
achterover wiebelend tusschen breede schouders; een flaphoed op
licht, lang-krullend warhaar.
--Dag.... Meneer," zei Geertje verwonderd.
--Ja, jai ken main nog niet, maar ik jou well. 'k Heb je zien
laupen, ene Woensdag, met je Aum. Ik ben Kees Maandag.
--O, zei Geertje. Nooit had ze van een Kees Maandag gehoord.
--Is je Aum d'er niet?... Roep jai je Tante n'es voor me.
De bult en Tante bleken gemeenzaam.
--Riek, vroeg hij, hait je man nou geschreive?
Geertje kreeg den indruk, dat die vraag Tante verlegen maakte.
Tante meende--zoo zei ze--van wel, maar zeker weten dee' ze 't
niet, _'t was zoo'n moeilijke brief voor de'r man om te schrijven._
--_Wa's d'ar nou voor moeilijks an! Als de'n ouwe nie' wil, dan wil
ie niet. 't Vragen sou ik meenen, staat frai. Wat ze' jai Geer,
daar kan je Graufader toch nie' boos om worde_.
--Laat haar d'er buite, viel Tante haastig in, ongerust.
Blijkbaar had zij de zaak liever stil gehouden voor Geertje. Maar
nu lichtte zij in, toen de bult was vertrokken. Meneer Maandag was
als onderwijzer aan een openbare school de kameraad van Tante's
broer geweest, en zoo met Oom en Tante in kennis gekomen. Oom en
hij konden het erg goed samen vinden. Hij had ook zoo'n hekel an de
onderwijzersstand, net als Oom [p.324] vroeger had gehad, en daarom
was ie nou k'ruspendent van dagbladen geworden.
--Wat is-t-ie? vroeg Geertje.
--Nou, da'j berichte stuur an de krante. En he-'t-ie daarmee z'en
brood?
Geertje dacht aan de postwisseltjes, die Grootvader uit Arnhem en
van De Standaard placht te ontvangen, maar Tante lei-uit, dat je
dat natuurlijk niet kon vergelijken. Hier uit Rotterdam viel
zooveel te melden! Een man kon het onmogelijk af. Daar zat ook
|