; ze had daar niet verder
naar gezocht. Nu zat ze in een grooten wagen, met veel menschen
overal. De vriendelijke heer tegenover haar.
--Hebt u het hier niet goed bij me?
--Heel goed, lachte ze terug--toch een beetje pruilend.
Het is deze _naieve vriendelijkheid_ in Geertje, dat niet _kunnen hard_
zijn, het is dat zachte gemoed in haar, zoo diep ontvankelijk ook voor
medelijden, zoo bang voor te kwetsen, die wel de hoofdoorzaken van haar
ongeluk, of wilt ge, van haar geluk zullen zijn. En het is over het
_algemeen_ het medelijden, het zachtmoedig niet-kunnen-weigeren, en
_niet_ de sensualiteit, waardoor het leven van zoovele vrouwen verdorven
is....
In het volgend hoofdstuk hoop ik u nu in hoofdlijnen te laten zien, hoe
uit Geertje's goedgeloovige, naieve, luchthartige en medelijdende
innerlijkheid, in verband met invloeden en personen uit haar vroeger en
later leven, zich de roman harer liefde en overgave ontwikkelt.
* * * * *
JOHAN DE MEESTER'S "GEERTJE"
[p.320]
III
Geertje is dan naar Rotterdam'vertrokken, en zal, zoolang ze geen dienst
heeft gevonden, bij haar oom Jan Niekerk logeeren. Die oom is een van
die slungelige wezens, wien alles, van de kindsheid af tot de grijsheid,
het heele leven door, mislukt. Niet alleen volkomen missend wat men in
hoogeren zin geestelijke krachten kan noemen, maar ook geheel zonder die
capaciteiten, welke in staat stellen, op den juisten tijd en de juiste
wijze de zich voordoende gelegenheden tot het winnen van levensonderhoud
aan te grijpen; geheel dus zonder die toch alledaagsche markt-gevatheid,
die haar bezitter knap genoeg maakt, om op niet al te suffe manier het
zakengesprek van elken dag met het pingelende leven te voeren--is deze
man voorbestemd altijd een dupe, een verongelukte te zijn. Wat hij doet,
doet hij niet goed, doet hij onhandig en links: zijn ernst is _schijn_,
is imitatie van anderer ernst; zijn scherts is _schijn_, zij is de
mislukte maskerade zijner angst en vooral van zijn onmachtsbewustzijn.
Zijn druktemaken, zijn geaffaireerd-doen, 't is alles nadoen van
anderen. Hij is een dier rampzalige menschen, die _innerlijk_ al lang
alle hoop hebben opgegeven iets te _zijn_ en nog alleen maar beproeven
iets te _schijnen_, in het geheime bewustzijn, dat ook dit hen mislukken
zal. Hij _leeft_ niet, hij _wordt_ geleefd, als dit heen en weer
gesmeten worden door de omstandigheden, de kansen en de m
|