FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283  
284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   >>   >|  
akt, als 't ware, van den _kronkelenden_ levensgang iets _kinderlijk-rechtlijnigs,_ en de geest van zijn belijders ontkomt natuurlijk aan dien invloed wel het allerminst: ook hij wordt steil en hoekig, zijn levenskijk wordt vergroofd. Maar dit is niet alles: het dogmatisch-godsdienstige maakt den middelslag-mensch vaak streng en hard, want daar het in 't leven een betrekkelijk eenvoudig iets ziet, als slechts aan zekere voorschriften en leiddraden wordt vastgehouden, is het ook van oordeel, dat degeen die leeft, de mensch, een relatief gemakkelijke taak heeft en kan het dus niet zoo medelijdend, zoo vergevingsgezind tegenover dien mensch en zijn fouten staan, als die andere denkrichtingen, welke integendeel het leven beschouwen als iets zeer moeilijks en onreglementeerbaars, en de levenstaak als een ontzettend-ingewikkelde, welks zwaarste gedeelten ieder gerijpt mensch slechts volgens zelfgevonden wetten kan volvoeren. In een woord: de dogmaticus heeft het _twijfelen en zoeken verleerd,_ een ontzettend nadeel! Hoe zal hij het twijfelen en zoeken van anderen nu kunnen meevoelen? De dogmaticus struikelt zelden: hij bewandelt de onbeschutte en slecht-onderhouden wegen niet. Maar als hij struikelt, is dat naar zijn meening zijn _schuld_, dien hij moet _delgen_. Hoe zal hij dan hen begrijpen, bemeelijden en helpen, die, in sommige gevallen, niet alleen van schuld noch delgen willen weten, doch te recht of ten onrechte hun struikelen aan den weg wijten, ja wel eens--als Geertje!--hun trots en hun geluk in dat struikelen beweren te hebben gevonden! Aan de figuur van dezen grootvader, die [p.309] het wel meent en eerlijk volgens zijn dogmatische kerkschheid handelt, zult ge dit alles, in verband natuurlijk met zijn menschelijke zwakheidjes--en niemand, maar allerminst een dogmaticus is daar zonder--zien waar worden! Wenden we ons nu van hem af en zien we naar _Geertje_. En ik durf een mooi ding te verwedden, dat gij dat liever doet! Wat mij betreft ... o, 't is waar, ik heb een voorrecht boven jelui allen, jongelui: ik _verander_, als ik naar haar zie, ik word _jonger_: de rimpels van mijn voorhoofd en mijn geest verdwijnen--jelui hadt er geen! Ik _krijg_ een glimlach op mijn verstroefd gezicht--bij jelui was hij er, geloof ik, nog bijna nimmer af, en ik heb ook die eigenaardige vreugde, die ontstaat uit het even zien samensmelten van toekomst en verleden in een punt. Maar jelui Verleden ... och vrienden, je Heden draagt het nog
PREV.   NEXT  
|<   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283  
284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   >>   >|  



Top keywords:

mensch

 

dogmaticus

 
delgen
 

slechts

 

Geertje

 
struikelt
 
struikelen
 
schuld
 

volgens

 

natuurlijk


ontzettend
 

twijfelen

 

allerminst

 
zoeken
 
zonder
 
worden
 
Wenden
 

kerkschheid

 

figuur

 
grootvader

gevonden

 

beweren

 

hebben

 

menschelijke

 

zwakheidjes

 
niemand
 

verband

 

eerlijk

 

dogmatische

 

handelt


geloof

 

nimmer

 
eigenaardige
 

vreugde

 

glimlach

 

verstroefd

 

gezicht

 
ontstaat
 

vrienden

 

draagt


Verleden

 

samensmelten

 

toekomst

 

verleden

 

betreft

 
voorrecht
 
verwedden
 

liever

 

jongelui

 

voorhoofd