in de ure der benauwdheid. Hoe dierbaar is uwe
goedertierenheid, o God! Dies de menschenkinderen onder de schaduw
uwer vleugelen toevlucht nemen. Uw oog is over degenen die u
vreezen, om hunne ziel te redden van den dood, en om hen bij het
leven te houden in den honger. Wees gij dan, o Heer, met haar die
ons verlaten gaat. Wees gij haar tot een Rotssteen, tot een zeer
vast huis, om haar te behouden. Leer haar hare wegen bewaren, haren
mond met eenen breidel bewaren, wanneer de goddeloozen tegenover
haar staan. Leer haar uw gebod bewaren. Als zij wandelt zal dat
haar geleiden, als zij nederligt, zal het over haar de wacht
houden, als zij wakker wordt, zal het zelve met haar spreken. Want
het gebod is eene lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen
der tucht zijn de wet des levens. Onze Vader, die in de Hemelen
zijt, Uw naam worde geheiligd; [p.312] uw Koninkrijk kome: Uw wil
geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde; ons
dagelijksch brood geef ons heden, en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in
verzoeking, maar verlos ons van den booze. Want Uw is het
koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in de eeuwigheid,
Amen!
Geertje was gewoon aan Groo'va's lange gebeden, met teksten erin.
Laat ons even stilstaan bij die gewoonte van Groo'va om gebeden te bidden
"met teksten erin." Het kan zijn nut hebben, niet alleen voor het goed
begrip van die figuur, maar van al de geestelijk aan haar verwanten.
Want ten eerste moeten we ons wel hoeden, in onze "moderniteit" een
vrijbrief te zien, om maar over alles en nog wat, waarvan wij niets
weten, te mogen meespreken, en ten tweede zoudt gij allicht uit den
aanhef van dit artikel meenen te mogen afleiden, dat ik ook dit _bidden_
met teksten iets minderwaardigs of gerings acht. Dit is echter niet zoo,
ik vindt het integendeel iets zeer schoons. Kijk eens aan. Als men
iemand bijv. "een gevoelsmensch" noemt, dan wil men daarmee niet zeggen,
dat die man uit louter gevoel bestaat en verstand zou missen. Men wil
daarmee dan alleen aanduiden, dat het gevoel, het bij hem sterk
overheerschende is. En als ik dezen grootvader een dogmatisch-geloovige
noem, dan wil ik daarmee ook alleen beweren, dat het dogmatisch-geloovige
in hem overheerscht. Want niemand is een ding geheel-en-al. Ieder mensch
is een mengsel van _vele_ ei
|