n rose van religieuse vredigheid
na strijd en overwinning van zonde. De oogleden dalen vroomingetogen
neer, het gelaat glimlacht open als in 'n zielsbewustzijn
van geringheid en omveiligend godsbetrouwen.
Dan schrijft zij aan _Hofland_ dit briefje, dit meesterstuk van
huichelarij:
Lieve vriendinne!
Daar heb ik, als ik het nareken, zoo een twee dagen en drie uren in
de macht des satans geweest; hij gaf mij die goddeloosheid in. Hij
heeft mij verleid. Och, zusje, zusje ik ben gevallen: ik ben
wanhopig, ik ben ellendig. Die duizendkunstenaar was het, die mij
dien gruwelijken brief deed schrijven. Zoo heb ik te veel op eigen
krachtjes vertrouwd! Och ja! mocht ik er maar door geraakt zijn, en
nooit weer op mij zelf vertrouwen. O! het ging mij, zooals de
Eerwaarde van de Kwast placht te zeggen: _de conscientie is de
klapperman uit de hartestraat, die de menschjes waarschuwt voor den
brand van de hel_. Gelukkig, dat mijn oude mensch niet te diep was
ingeslapen; och! dat was recht dierbaar.
Verbrandt toch alles om der vromen wille. Gij kent de diepten des
Satans. Mag ik morgen bij je komen, en dan blijven op 't geen je
maar hebt? Schrijft mij dit, of ik verval tot wanhoop.
Uwe zwakke zuster, Cornelia Slimpslamp.
O als dit geen groote kunst is, wat is het dan. Hier is de eenheid
gevonden tusschen het groot-tragische en het groot-komische. Zij
versmelten in elkaar. De lach schreit en het schreien is lachen. Als
twee reuzige beelden staan beide misdaad-figuren daar eeuwig voor den
hemel. En de nacht van een oud geslacht en de ochtend van een nieuw zien
hen onveranderd en onverweerd in hun geweldigheid. O, als die hemel
[p.295] niet achter hen ware met z'n oneindige diepte en wondere
wisselingen van wolken en licht, als een symbool van onvatbare en
onbegrensde mogelijkheden, men zou hen niet alleen het tot nu niet
overtroffene, maar ook het nimmermeer te overtreffene achten. Wanneer ge
nu dit boek niet lezen zult, wat zal u dan tot lezen brengen? Wanneer ge
nu hiervan niet genieten wilt, hoe zal kunst u dan van haar geluk ooit
geven? Maar neen-----_Ik vertrouw, ik weet, dat gij het lezen zult!_
NOTEN:
[55] een man van mijn smaak.
[56] "een Azers deel." Vergel. _Genesis_ 49: 20: "Azer, zijn brood is
vet en hij levert koninklijke lekkernijen." (Knappert).
[57] "een Enakskind," een reus. Vergel. _Numeri_ 13: 28 en 33
(Knappert.)
|