FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271  
272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   >>   >|  
hebt geen reden daartoe: _ik heb mijn deeltje aan u_; dat heb ik, och ja! Ik bezegel dit briefje met een geestelijken liefdekus, en ben uw eigendom. De boef staat hier ten voeten uit in: zijn lafheid tegenover Blankaart; zijn doortrapte huichelachtigheid, waarvan hij zich zelfs, uit overmaat van doodsbenauwde voorzichtigheid, tegenover zijn medeplichtige bedient; (slechts met den zin: "en geef den Engel Satanas de schuld" enz., valt hij uit den toon!); zijn omfemelen van de platste verhoudingen--gij begrijpt immers wat hij met de beide gecursiveerde zinsdeelen bedoelt?--met "de tale Kanaaens".... Maar dan daarop als de vuistslag van een furie het antwoord van Cornelia! Benjamin is niets dan een huichelaar, overigens geen mensch, eerder een laf kruipend gedierte dat, voortsluipend uit het gezicht van z'n vijand, zich bevuilt van angst. Maar Cornelia is niet alleen groot als huichelaarster, maar heeft ook de vermetelheid, de energie van de groote misdadigersnatuur, die voor niets terugdeinst. Ziehier, het is of ze den laffen ellendeling bij den nek neemt en hem door elkaar rammelt, hem meesleurt, om de misdaad te doen, waarvoor hij geen moed heeft. Mejuffrouw Cornelia Slimpslamp aan den broeder Benjamin. Wie heeft ooit grooter gek gezien, dan Benjamin? Hoe is het? Fop je mij wat, of hoe weerga zit het? Voor mij veinzen, voor mij de fijne Filebout uithangen? Laat naar je zien, zotte jongen. Wij moeten haar bedriegen; dat is 't al. En daarom moeten wij de handen ineen slaan. Zouden wij zoo een zot dier ooit gezocht hebben, was 't niet om den smul? en gij houdt u van de mallen? Ja, Blankaart kent ons zeer wel. Hoor, Ben, de fretterij[58] is uit: wij moeten haar nu nog plukken, en dan--de heele [p.294] wereld is voor ons open. Zij moet het gelag betalen: de jonge juffrouw B.(urgerhart) moet er niet bij lijden. Blankaart is een duivel van een vent, hij liet u publiek geeselen, en ik moest in 't spinhuis, zoo wij aan haar goed ons vergrepen; ik weet wel, dat er los geld is; en dat zij interest moet ontvangen; alles mondeling. Toon nu, dat gij mij liefhebt; ik zal 't briefje schrijven en morgen er gaan. Kom ook. 't Geweten? O dat is een bullebak voor u en mij, _Die gij kent_. Maar dan verandert zij weer, die helsche kameleon, de oogen vonkelen niet meer van giftig vernuft, het rood van de energie-drift verbloeit tot ee
PREV.   NEXT  
|<   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271  
272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   >>   >|  



Top keywords:

Blankaart

 

Benjamin

 
moeten
 

Cornelia

 
energie
 

briefje

 

tegenover

 
fretterij
 

mallen

 

handen


jongen

 

uithangen

 

Filebout

 
veinzen
 

bedriegen

 

gezocht

 
hebben
 

Zouden

 

daarom

 

Geweten


bullebak
 

morgen

 
schrijven
 
mondeling
 

liefhebt

 
verandert
 

verbloeit

 

vernuft

 

giftig

 

kameleon


helsche

 

vonkelen

 

ontvangen

 
interest
 

betalen

 

weerga

 

juffrouw

 

plukken

 

wereld

 

urgerhart


lijden

 

vergrepen

 
spinhuis
 

duivel

 

publiek

 

geeselen

 

Satanas

 

schuld

 

slechts

 
bedient