ieverlede weer opkomende roes
van drukte en lawaaiigheid. Vliegensvlug ging het werk vooruit nu, zij
trachtten elkander de loef af te steken; de mannen rukten om de meisjes
te overstelpen, en de meisjes bonden en slingerden de bundels om zich
heen en kwamen in hollende haast de stengels tot onder de voeten der
mannen oprapen. Zij grabbelden en schaterden en lachten, geen van allen
wou voor een ander onder doen, en 't ging zoo voort tot zij eindelijk
niet meer konden en hijgend en blazend allen te gelijk even ophielden,
en afgemat, met druipende gezichten en hangende armen, op den vlasgaard
neerzakten.
De Krommen Bulcke en de oude Sieska bromden. Was dat nu werken! 't leek
wel jongensspel! Maar al de anderen hadden uitgelaten pret, en zij
hielden de twee oudjes voor den gek en stelden spottend voor hun een
tafeltje en een paar stoelen te halen. Doch de ochtend vorderde en de
nog te bewerken oppervlakte was ontzaglijk groot, en weer gingen zij aan
't werk, kalmer nu, in een gelijke, vlugge rythme zonder overhaast. Zoo
moest het gaan, zoo zouden zij ook klaar komen; en in die gelijkmatigheid
van arbeid kwam een soort gezelligheid, met lust tot praten en tot zingen.
Alfons, stilzwijgend in 't geraas der anderen, hield tersluiks Rozeke in
't oog. Zij stond schuins achter hem en deed ook slechts van verre in de
jool der anderen mee, maar af en toe, terwijl hij vluchtig naar haar
omkeek, kruiste zijn blik zich even met den hare. En het zong van geluk
in zijn ziel, terwijl hij, in 't geroezemoes der drukke bende, alleen
met zijn gedachten en zijn nu vaststaande plannen, aan de zacht-heerlijke
toekomst dacht. Te lang had hij met haar getalmd; thans was hij vast
besloten haar te vragen; zij zouden trouwen en voorloopig hun intrek
nemen bij zijn oude moeder, in het bouwvallig, maar gezellig huisje met
de kleingeruite raampjes en het grauwe stroodak, onder het lommer van de
hooge, zacht-ruischende populieren. Hij was vol illuzien, hij zou voor
haar werken en zij zou voor zijn oude moeder als een dochter zorgen; zij
zouden zoo gelukkig en zoo vreedzaam met hun drieen leven, en in de soms
drukkende kleurloosheid van zijn eenzaam bestaan zou zij plotseling
verrijzen als de zachte, warme lentezon, die alles opfleurt en
verlevendigt.--Hij peinsde verder, dieper de toekomst in: moeder, op
gevorderden leeftijd gestorven, door Rozeke's teedere zorgen omgeven, en
zij beiden voortaan alleen in het huisje, met hun kinderen. Hard werken
zou
|