schatergelach haalde hij, kalm glimlachend in zijn gelen baard, een
vieze prop half versmeuld papier uit den bak.
Bij dit zicht werd Irma groen en ijlings keerde zij zich om. Haar
schouders hikten even krampachtig op en neer, en plotseling zakte zij
klagend ineen met het hoofd tegen een bundel vlas.
De anderen lieten haar maar liggen. Zij hadden nu pret met Krommen
Bulcke en oude Sieska, die beiden half dronken, elkaar ter wille van een
oude veete, heftig aan 't uitschelden waren. De Krommen brabbelde en
viel over zijn woorden, heelemaal overstelpt door het razend gekwebbel
en geschreeuw van Sieska, die hem eensklaps voor "ouwe smeirlap"
uitmaakte, en dat scheldwoord herhaalde: tien keer, twintig keer, dertig
keer, tot het werd als een blaffen en snauwen, zoo wild en dol, dat al
de anderen weldra begonnen mee te gillen en te blaffen, en ten slotte
hand aan hand een woeste ronde om de kijvers dansden, die aldoor maar
razend bleven doorschelden, de Krommen in verwarde klanken brabbelend en
stotterend, de oude feeks aldoor haar "smeirlap! smeirlap! smeirlap!"
krijschend, in zulk een furie dat het schuim haar op de lippen kwam.
Eensklaps rukte ze zich om en stak als uitersten hoon, met half
opgetilde rokken haar achterste naar hem uit, zoo woest-geweldig, dat
zij op den glibberigen bodem uitgleed en met 't gezicht tegen den grond
neerstortte. De mannen brulden 't uit en de meisjes gilden schrille
kreten, als werden zij door twintig handen te gelijk gekitteld, terwijl
de Krommen Bulcke, eerst even als verbluft staande, plotseling in een
reusachtig, onbedaarlijk, zegevierend schoklachen uitbarstte, zijn oogen
stralend op het schouwspel, zijn tandeloozen mond wijd open, zijn beide
grove handen beurtelings als biddend in de hoogte en dan wild-juichend
neerpletsend op zijn knokkelige, natte, kromme beenen, als een kind in
overdolle uitgelatenheid. Hij hoorde niet eens het woedend geschreeuw
van Smul, die, intusschen met zijn wagen terug gekomen, hem bijna omver
reed; hij stond daar nog een heele poos te proesten, nadat Sieska,
bevend van woede, weer opgestaan en met de anderen aan het laden was;
hij zwenkte eindelijk weg, gelukkig voor den ganschen dag, wat er
voortaan ook gebeuren mocht.
Smul, recht op den wagen, stond geducht te brommen en te vloeken. Wat
dachten ze wel met hun lanterfanten en hun gekheid maken? Meenden ze
misschien dat hij tot laat in den nacht met zijn paarden heen en weer
zou rijden! Dadelijk moest de
|