FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98  
99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   >>   >|  
"Doorne!"--viel de moeder in--"de kinderen hebben van middag achter gespeeld, en het roer gebroken." "Dat komt er van; dewijl jij ze altoos t'huis houdt;--mijn pijp, jongen! zeg ik." "Als wij het ruimer hadden, als we ze konden kleeden--" het was olie in het vuur,--die laatste hoogmoed van Kaatje, de hoogmoed van eene moeder op haar kroost! "Wat ruimer! andere vrouwen kunnen er meer van doen dan jij, maar die zijn groot gebragt om den pot te koken, om--" Bram was van de achterkamer weer gekomen, met het _corpus delicti_ in de hand: het viel den jongen aan te zien, dat niet hij zich aan den afgod had vergrepen. De drift, waarmede Doorne de zenuwachtig trillende hand naar het gebroken roer uitstrekte, onttrok Kaatje aan zijne opmerkzaamheid; het laatste verwijt was haar te zwaar gevallen. "O God!" zuchtte zij, terwijl hij bulderde: "En wie heeft dat gedaan?" Bram zweeg. "Spreek op jongen!" Bram bleef zwijgen. "Als je niet antwoord, dan houd ik het er voor, dat jij de deugniet bent.--" "Houd het er voor, pa!" Het was zoo ver gekomen in het huiselijk verkeer, dat het kind den vader trotseerde,--schoon de knaap het uit een edel beginsel deed, dat vergoelijkt het niet. "Doorne!" borst Kaatje uit, terwijl zij hem de hand zag opheffen, om zijn kind te slaan, "Doorne! ge zijt u zelven niet,--straf Mietje, die ze gebroken heeft,--maar doe het morgen, niet nu!--" De laatste woorden voegde ze er bij, dewijl Doorne opwaggelde, om naar de achterkamer te gaan. "Er is nog een Goudsche pijp in den bak," zei Bram, instinktmatig naar een' afleider toekende. Toen het kind andermaal uit de kamer was, sprak Kaatje, met tranen in de oogen, en smeekend zaamgevouwen handen: "Doorne! er was een tijd dat ge mij lief hadt--toen waart ge nooit beschonken,--moeten wij nog ongelukkiger worden?" Het werkte. "Er was een tijd dat ge mij lief hadt!" O grootheid der vrouw die alles geduldig had gedragen, bekrimping, ontbering, vernedering,--behoefte, armoede, gebrek,--zoo lang zij aan zijne liefde gelooven mogt,--die ook thans nog niet bezweek, al kon zij zich naauwelijks langer diets maken, dat er nog een' vonk van het heilig vuur in de asch gloeide.--"Toen waart ge nooit beschonken!" Er werd zedelijk verval, verstomping, versteening toe vereischt, om op zijnen leeftijd de gezochte makker te worden van een hoop losse jonge lieden, om genoegen te vinden in het zwelgen met deze, terwijl vrouw en kinderen te hu
PREV.   NEXT  
|<   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98  
99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   >>   >|  



Top keywords:
Doorne
 

Kaatje

 

terwijl

 
jongen
 
laatste
 
gebroken
 

achterkamer

 

gekomen

 

beschonken

 

worden


ruimer
 
dewijl
 

moeder

 

kinderen

 

hoogmoed

 

voegde

 

ongelukkiger

 

moeten

 

woorden

 

werkte


smeekend
 

tranen

 

grootheid

 
opwaggelde
 

zaamgevouwen

 
andermaal
 
handen
 

instinktmatig

 

afleider

 

toekende


Goudsche

 

versteening

 
vereischt
 
zijnen
 

verstomping

 
verval
 

gloeide

 

zedelijk

 

leeftijd

 

gezochte


vinden

 

zwelgen

 
genoegen
 

lieden

 
makker
 
heilig
 

behoefte

 

armoede

 
gebrek
 

vernedering