Schichtig stak ze mij de toppen harer vingeren toe.
"Het zal u geen zeer doen," schertste de moeder van den wakkeren zeeman.
Het kind zag op, het kind zag rond, het kind zag om; ik bemerkte dat er
digt bij haar een stoeltje ledig stond, 't welk hare aandacht trok.
"Mijnheer!" zeide zij nog eens.
"Wat is zij gracieus!" hoorde ik de gade van den onbekenden staatsraad
zeggen.
De vrouwe van Duin en Dal knikte tevreden.
Er komen oogenblikken in het leven voor, waarin wij naar den indruk
eener bij ons oprijzende gedachte handelen, eer wij de juistheid van
deze hebben overwogen. De mijne deed mij Marie met een vorschenden blik
aanzien. Zij was veranderd. Zij had plaats genomen in den cirkel van
Mama. Waarlijk, zij maakte aanspraak op taille. Zie, de vuile ijzers van
den kapper hadden haar het eerst begrip gegeven van het onderscheid
tusschen de vrijheid der jeugd en den dwang der beschaving. Er viel niet
aan te twijfelen, zij was jonge jufvrouw geworden. En
Zei mama
Staring vergeve mij de mishandeling zijner verzen!
Dit met de kamenier den spiegel vlijtig na?
Waarschijnlijk; want Marie bloosde bij mijn aanstaren; die blos mishaagde
mij,--Marie werd links; als kind was zij het nooit.
Eensklaps sprong de jagthond die mij herkend had, vertrouwelijk tegen
mij op, en raakte met de voorpooten haar kleed aan.
"_Fi donc, Amy!_" riep zij.
"Heeft het beest Fransch geleerd?" vroeg ik.
"Mijnheer!" zeide Marie voor de derde maal, en zag Mama aan.
Ik had deernis met het arme schepsel, en wendde mij tot de dames over
het weder, het uitzigt, het nieuws van den dag. De vrouwe van Duin en
Dal sprak niet dan juist; een recept voor eene kwijnende conversatie.
De echtgenoote van den onbekenden staatsraad weerhield door de stijve
houding, waarmede zij de _gants a jour_ voor een oogenblik uittrok, om
een beschuitje in een glas maderawijn te doopen, en die, na volbragte
operatie, weder langzaam, voorzigtig, doods bedaard aan de vingeren te
schuiven, de moeder van den wakkeren zeeman in het kouten over hem, die
haar, ondanks dat hij zich op Java bevond, zoo na aan het harte lag. Een
paar lieve gezigtjes waren figuranten; welk een gesprek! En Marie, die
in vroegere jaren, bij iets zoo vervelends, op den rug van Amy het
heuveltje zou zijn afgeschommeld,--of, door het zand ademloos
opgeklouterd, ons verrast had met een paar frambozen, minder lieflijk
gloeijende dan hare wangen,
|