er
allerliefst uit; ik bood haar mijnen arm.
"Dadelijk mijnheer!" zeide zij, en wipte naar hare mama, en kuste de
bleeke. Het was hare eerste onwillekeurige beweging, sedert ik haar
weerzag. "Welk een aanleg gaat hier te loor," dacht ik.
En haar handje gleed over mijnen arm; het rustte naauwelijks.
"Diane heeft u verwacht, Marie," begon ik, toen wij eenige schreden
waren voortgewandeld.
"_Mademoiselle_ vond, dat het niet voegde, mijnheer."
"Lieve Marie, mijnheer me zoo niet!"
Eene pauze.
"Gij hadt vrolijker gouvernante kunnen treffen."
"O, zij is zeer goed!"
"Maar dat is geen Hollandsch, beste meid! O, _elle est tres bonne_. Doch
gij spreekt dagelijks Fransch met haar; wat leest gij?"
"Wij lezen veel Engelsch, mijnhe ..."
"Wat, mejufvr ..."
"_Miss_ Hannah More."
"Oef!" dacht ik, en zuchtte; want bij het verderfelijke beginsel der
britsche opvoeding: "_what would people say?_" het gekwezel eener oude
vrijster, de lectuur van een meisje van zestien,--hoe hield het kind het
uit?
"En als gij in de stad zijt, gaat gij zeker bij _the Reverend_ ... ter
kerk?"
"Altijd, mijnheer."
Zie, het past mij niet een vonnis te vellen over het ritueel der
episcopale eeredienst; Walter Scott heeft, met den tact die hem
onderscheid, er al het schoone van doen uitkomen, in de huiselijke
avondbede van _sir_ Henry Lee en zijne beminnelijke dochter; maar woon
eens zeven zondagen achter elkander de voorlezing van dezelfde litanien
bij, een leer hoe veel uw gevoel aan innigheid verliest, hoe zinledig
vormen zijn!
Er volgde weder eene pauze.
"Welk een oord!" borst ik uit.
Ik waag mij niet aan eene beschrijving; het landschap duldt er geene,
schoon, de stoffaadje niets zeldzaams heeft. Er zijn menschen, die u
zeggen, dat er slechts een vloed door eene weide kronkelt, terwijl er
aan uw eene zijde duinen oprijzen, en aan de andere twee oude boomen
staan. Maar Marie schetste de plek voor jaren, met een woord.
Mijn rijdpaard was schichtig geworden; het steigerde, en wilde het pad,
dat derwaarts voert, inslaan.
"Niet regts!" riep ze mij van het hare toe: "niet regts! daar woont de
stilte."
En ik vergat mijn ros te bestraffen, om den gelukkige uitdrukking harer
phantasie te bewonderen.
"Daar woont de stilte!"
Aarde en hemel was er weder in harmonie, geen wolkje zwierf langs het
zuiver blaauwe luchtruim; de breede stroom deed niets dan dat gewelf
weerkaatsen; de kroonen van het monarchenpaar schen
|