ijde
zwijgt;--ik zie er niets zondigs in, ik acht er mijnen gastheer te
humaner om, naarmate hij voor dat alles opener zin toont. Doch zult ge
mij niet toeroepen:
"Ah! n'allez pas chercher midi
A quatorze heures!"
zoo ik u beken, dat ik nog iets meer verlang,--iets, dat niet op den
huize Duin en Dal alleen ontbreekt,--iets, dat in ons vaderland
zeldzamer is dan rijkdom, weelde, overvloed?--eene gastvrouw, die toon
geeft,--die het gesprek levendig houdt,--die ons, door de gaven van
haren geest, de gaven der fortuin vergeten doet.
Veroordeel mij niet, voordat ge mij gehoor hebt verleend.
Wij hebben huiselijke, wij stoffen op vrome, wij zijn mild bedeeld met
deftige vrouwen; ik heb eerbied voor de eerste, de tweede en de derde,
schoon ik wenschte, dat alle een weinig levendiger, beminnelijker,
gezelliger waren. Er is geen onfeilbaarder gids tot onafhankelijkheid,
dan eene spaarzame, overleggende, naauwtoeziende huismoeder; maar het
leven wordt ondragelijk vervelend, wanneer men ons zijne geriefelijkheden
beknibbelt; en zoo gierigheid de wortel van alle kwaad is, zij zie toe
wat zij kweekt, die haar gezin slechts onthaalt op de schrale geneugten
van uit te winnen. Eene ongeloovige vrouw is zelfs den ongeloovige een
gruwel. Ik laak het niet,
Dat zich door alle weer en winden.
Eenvoudige welmeenendheid
Soms driemaal 's daags ter kerk doe vinden;
de waarlijk vrome is blijmoedig van aard; een heldere geest, een rein
hart looft den Heer in het dankbaar genot Zijner schoone wereld; slechts
zij, die zich in eene wolk van eigen heiligheid hullen, doen afstand van
het zoete voorregt vreugde te verspreiden, gebogenen op te rigten. O, de
mantel der waardigheid plooit zich statelijk om de kloeke gestalten
onzer aanzienlijke vrouwen; waar hij ruischt, deinst de ligtvaardigheid
terug, grijpt der onbedachte jeugd eene huivering van eerbied aan: ik
heb te veel zin voor decorum, om hare poses bij hoogtijden en rouwbeklag
niet te bewonderen. Doch het gaat der deftigheid als alles, wat niet in
de natuur, wat slechts het gevolg van overeenkomst is: in het gezellig
leven, in den dagelijkschen omgang lokt zij ons een "_cui bono?_" af;
wie beklaagt den echtgenoot eener altijd getabbaarde matrone niet?
Waarlijk, mijn eisch heeft minder onredelijks dan gij vermoeddet; in
iederen stand moesten de schoonen der bevalligheden ijveriger offeren.
En zoo ik het der burgerlijke huishoudelijke niet euvel duide, dat
|