FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  
je mij zei, dat ik altijd zou mogen denken, dat ik je gelukkig had gemaakt, als ik je eens niet weer zag? Toen wou ik er niet van hooren, dat je sterven zoudt; toen beloofde ik jou, dat ik je hoornen en schelpen mee zou brengen voor den kleinen Bart,--den kleinen Bart! daar is hij waarachtig!--o wat een jongen! hij grijnt niet, als zijn vader hem zoent! Hier, Hanna! ik moet jou ook eens kussen: het was "man!" toen ik weg ging, nu is het: "vaertje!"--Maar in den nacht, waarvan ik sprak, toen was die man een kind; zie, de datum heugt mij nog, het was de vierentwintigste September--" "Toen ben ik bevallen, Bart!" "Dach ik het niet al," zei oude Jaap, "dat het bijgeloof was?" "Stuurman," zei hij, "ik ben geen fijmelaar; maar was ik jou, ik ging naar mijne kooi, en ik deed een gebed, dat zal je lucht geven." En, Hanna--gelooven moet jij het, want je weet, ik geef me niet beter dan ik ben--al kon ik in de kerk den Domine meestal in het bidden niet volgen, ook al jookten mij geene wilde haren onder den neus, wijl die mannen zulk een' schat van mooije woorden hebben, in dat gebed liepen mijne gedachten mijnen woorden vooruit. "Onze Lieve Heer zal er wel wijs uit worden," zei ik, toen ik snikkende "Amen!" sprak, "en er voor haar wel bij zorgen," want ik had Machteld-moei in mijn gebed vergeten, de sloof, die mij bidden heeft geleerd--ik vergat haar om jou." Stel u eens voor, hoe Hanna Bart bij die woorden aanzag! "En de Heer heeft mijn gebed verhoord; dat doet Hij altijd, als wij maar vurig bidden," voegde de gelukkige echtgenoot en vader er bij; doch hier ook braken Hanna's herinneringen op dien Sint-Nicolaas-avond af. De woorden van ouden Jaap, welke Bart er, in den overmoed zijns geluks, zoo achteloos op had laten volgen: "Tenzij het beter voor ons is, dat Hij ons de bede weigere,--zoo als Hij mij het sterfbed van mijn Guurtje deed, die ik niet weer zal zien, voor in de eeuwigheid--" die woorden gingen te loor in een' zucht. En waarom? Helaas! door den mist heen zag zij in het dok hier en daar licht op de schepen,--maar zijn schip, waar was het? Had zij dan niet vurig gebeden? Foei, dier verbijsterende gedachten mogt zij niet toegeven. Hare kindertjes,--hun was sedert ook een dochtertje geboren,--hare kindertjes verbeidden haar te huis; de bloeden moesten toch eene kleinigheid hebben, al was haar hart meer voor rouw dan voor pret gestemd. Voort dan, voort! Daar was zij aan het winkeltje, waarin die weeuw Sint
PREV.   NEXT  
|<   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  



Top keywords:
woorden
 

bidden

 

gedachten

 

kindertjes

 

volgen

 

hebben

 

kleinen

 

altijd

 

Guurtje

 
weigere

Nicolaas

 

aanzag

 

sterfbed

 

verhoord

 

voegde

 

Tenzij

 

overmoed

 
braken
 
geluks
 
echtgenoot

achteloos

 

herinneringen

 

gelukkige

 

moesten

 

kleinigheid

 

bloeden

 

dochtertje

 

geboren

 
verbeidden
 

winkeltje


waarin
 
gestemd
 

sedert

 
Helaas
 
waarom
 
eeuwigheid
 

gingen

 

schepen

 
verbijsterende
 
toegeven

gebeden
 

mannen

 

waarvan

 
vaertje
 
bijgeloof
 

Stuurman

 

fijmelaar

 

vierentwintigste

 

September

 

bevallen