ar, zoo mijn blik den volgenden avond, en dagen daarna en weken lang
op ongeveer hetzelfde uur getrouw het venster uitzwierf, om den drijver
met zijn zes- of zevental langs te zien komen, getrouwer nog ligtte
Louise in hare zijkamer het gordijntje op, de graauwtjes nu eens
ongeduldig te gemoet starende, dan weder door hunne niet zoo vroeg
gehoopte komst verrast. Hoe wettigde, helaas, de voortdurende
onzekerheid over den toestand haars kinds dien angst en die hoop!
En zie hier de gedachten, door de komst dier ezelinnen opgewekt; de
mijmering, waartoe zij uitlokten:
Een kind!--is er iets ter wereld, waarin meer poezy schuilt dan in het
van allerlei zorg afhankelijke schepseltje in den wieg,--dat welligt
bestemd is de luister van ons geslacht te worden? Het weet naauwelijks
zijne handjes te gebruiken,--handen, die later misschien het zwaard des
krijgs of de veder des vredes zullen zwaaijen of stieren, met tijdgenoot
en nakomeling verbazende kracht.--Het invallend zonnelicht doet zijne
oogjes zeer;--oogen, die ontwikkeld den afgrond zullen peilen of den
sterrenhemel meten; oogen, die de duisternis noch de schittering van de
wonderen der natuur zal verbijsteren of verblinden. Het eenvoudigst
begrip schijnt te hoog voor die trage hersenen, het instinkt des diers
leidt sneller en wisser dan de zoo hoog geroemde rede; maar wacht, en de
wetenschap zal haren stralenkrans werpen en de kunst haren lauwer vlechten
om dien nu nog naakten, schier nog weeken schedel. Een kind!--het begin
van een leven, door vreugde en smarte bont geschakeerd,--dat beurtelings
zoo groot en zoo klein schijnt,--dat der laagste togten en der edelste
driften om strijd ter prooi zal wezen,--maar dat niet eindigt in het
graf, waaraan de onsterfelijkheid is gewaarborgd, liever nog het eeuwige
leven; opdat onze zwakheid door de negatieve uitdrukking niet heen
schemere waar het onze zoetste hope geldt. Een kind!--laat ons dalen, of
rijzen misschien, want de moeder buigt zich over het wiegje heen, en er
is niets verheveners in de gedachten, welke ons de toekomst van den
jeugdigen mensch straks inboezemde, dan wat wij in deze groep aanschouwen:
liefde, liefde, het uitgedrukte beeld Gods! Zie, er was zelfzucht in de
bekommering, waarmede Louise dat schrale aangezigtje gadesloeg, de
kleine handjes drukte, haar trager dan vroeger te gemoet gestoken;--de
lipjes kuste, bleeker dan weleer;--zij gevoelde, dat met dien band,--als
hij scheuren moest--de eenige, die haar
|