FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  
e overtuigen, hoe weinig wat gij het gemeenste leven heet, het goede, het schoone zelfs buiten sluit? Slechts nog een trek, welke der afzigtelijke wereld toebehoort, die mij niet minder walgt dan u; slechts nog een trek, en ik zal uwer verfijnde zenuwen geen geweld meer aandoen: Hanna was in het Huis gelukkig, schier bij uitzondering gelukkig te prijzen, daar de onnoozele ten minste in geen ziekelijk ligchaam de onverdiende straffe droeg der uitspattingen, der losbandigheid van hen, wier lust, niet wier liefde, haar in het leven riep. Schoonheid was haar deel. Stellig hebt gij in dichterlijke droomen dikwijls van de onwederstaanbare heerschappij gelezen, welke deze uitoefent, maar er in de werkelijke wereld schaars treffender blijk van gezien, dan dat, waardoor hare lieve heldere kijkers, haar goelijk-mooi gezigtje soms voorbijgangers of toeschouwers verraste. Daar stoven zij aan, op gracht of plein, de knapen uit het Diaconie-huis, de knapen, onwillekeurig nog vermetel op hunne betrekking tot de weleer heerschende kerk;--daar ontmoetten zij haar, de burgerweezen, de jongens, die zich thans op hunne broederschap met van Speyk te goed doen, en wel mogen zij het;--daar omringden beiden haar, de eersten in hunne geestelijke, de laatsten in hunne stedelijke liverei, en deze als gene, verwaten op dien dos, zoo als alle onderscheidende kleederdragt het maakt--daar zagen de wilden de gesmade Aalmoezeniersweeze voor zich. Een gejoel ging op, het schimpwoord kwam op de lippen--maar wat was het? _Hoerenkind! hoerenkind!_--waarom bestierf het, eer het werd geuit? Geene bedenking, hoe leelijk het hun zou staan, vader- en moederloozen als zij waren, eene nog ongelukkiger, verlatener weeze dan zij, te smalen, geene bedenking van dien aard, welke hen weerhield. Wat zich ook in onze weeshuizen ontwikkelt, de kweekelingen uit dezen blijven meestal vreemd aan die teederheid des harten, den kinderen in de nieuwjaarsversjes onzer poeten toegedicht --ook valt zij naauwelijks te vergen, waar het lot in de prilste jeugd zelfstandigheid tot voorwaarde van bestaan maakt. Het was dat echt- hollandsch-mooije, die blanke wangen, waaraan de roos hare schoonste tinten schijnt te hebben geleend, die liefelijke oogjes, wier blaauwe helderheid vrede en vreugde verkondigt, het was de schoonheid, die overwon. "Eene knappe meid!" zei de oudste. "Het arme kind!" zei de jongste. En zij gingen verder,--want ge treft naauwelijks een' schalk aan onder ti
PREV.   NEXT  
|<   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  



Top keywords:
naauwelijks
 

bedenking

 

knapen

 

gelukkig

 

wereld

 

moederloozen

 

ongelukkiger

 

gingen

 

weeshuizen

 
weerhield

leelijk

 

verder

 

smalen

 

verlatener

 

schalk

 

Aalmoezeniersweeze

 

gejoel

 
gesmade
 
wilden
 
onderscheidende

kleederdragt

 

schimpwoord

 

bestierf

 

waarom

 

lippen

 

Hoerenkind

 

hoerenkind

 

ontwikkelt

 
wangen
 

blanke


waaraan
 
schoonste
 

mooije

 
hollandsch
 
bestaan
 
knappe
 

tinten

 

schijnt

 
vreugde
 
verkondigt

schoonheid
 

helderheid

 

blaauwe

 
hebben
 
geleend
 

liefelijke

 

oogjes

 

voorwaarde

 

zelfstandigheid

 

teederheid