FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  
innig aan Pieter hechtte, zou los springen. Zij had hem nooit bemind, zoo als dat vleesch van haar vleesch, zoo als dat leven van haar leven. Maar--wordt die opmerking voor eene mijner lezeressen wel vereischt?--hoe die zelfzucht vergoed werd en opgewogen door de toewijding van den dag en den nacht, van de vreugde der openbare vermaken en der gezellige geneugten; door de volslagen ontzegging van rust zelfs na weken lange oppassing! Hoe verloochende zij die zelfzucht geheel door de verzuchting, eindelijk aan haren boezem ontglipt: "Heere, neem mijn leven in plaats van het zijne!" Op eenen schoonen herfstmiddag--het heugt mij nog of ik 't straks had gezien--was het gordijntje ter zijde geschoven--de kleine lijder zat in zijn' stoel voor het raam. Daar kwamen de graauwtjes--hoe hij gierde en sprong, of hij hen te gemoet wou! Eene der ezelinnen, die er met hare bleekzilverige huid en fijne ooren,--zij stak die op,--waarlijk niet uitzag of wij regt hadden den naam der dierensoort tot een schimpwoord te verlagen,--eene der ezelinnen werd een zonnig plekje op de straat gewaar, wierp er zich neder, rolde er zich om en nog eens om,--het plaveisel was pas gemaakt, en het zand nog droog. Het jongsken zag van achter de spiegelruit de speelsche groep, want een veulen had zich bij het moederdier gevoegd; de kleine werd rusteloos; naar buiten reikten zijne armpjes, en Louise gaf dien wensch gehoor. Op de stoep verschenen, daalde zij met haar kind de weinige trappen af, en liet hem zijn' wil in het streelen der vaalbruine haren van het beest, dat voor hem gemolken werd, en plaatste hem voor een oogenblik op den rug des diers. O, dat ik de weelde schilderen kon, waarmede zij hem aan haar harte sloot, toen hij, een omzien aan zich zelve overgelaten, weder in de beschermende armen wipte, die boven en beneden hem hadden gewaakt; de weelde, zeide ik, de huivering had ik moeten zeggen, die haar rank lijf trillen deed! Of waren hare oogen niet afgedwaald naar de schalke vreugde van ezelinne en veulen, die zich nog altijd omkantelden in het warme zand; die, aan hunne weide, aan hun distelveld ontrukt, dien zweem van natuur smaakten in de steedsche ballingschap, gezond als zij waren? De moeder benijdde, in den schoot der weelde, het graauwtje, dat eene wolk van stof deed opgaan. Toen deze was weggewaaid, zag ik vergeefs naar de overzijde: Louise en haar kind waren verdwenen. Zij was met hare smarte haar prachtig huis weder ingetreden. D
PREV.   NEXT  
|<   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  



Top keywords:
weelde
 

hadden

 

veulen

 

ezelinnen

 

zelfzucht

 

Louise

 

vleesch

 

vreugde

 

kleine

 
schilderen

waarmede

 

daalde

 

armpjes

 

reikten

 

wensch

 

gehoor

 

buiten

 
rusteloos
 
moederdier
 
gevoegd

verschenen

 

vaalbruine

 

streelen

 

gemolken

 

plaatste

 

weinige

 

trappen

 

oogenblik

 
zeggen
 

moeder


benijdde
 
schoot
 

graauwtje

 
gezond
 
ballingschap
 
ontrukt
 

natuur

 

smaakten

 
steedsche
 
prachtig

smarte
 

ingetreden

 

verdwenen

 
overzijde
 
opgaan
 

weggewaaid

 

vergeefs

 

distelveld

 

gewaakt

 

huivering