de volgende week tien gulden ter leen vroeg, dan
antwoordde hij: "Jongen, je weet, dat ik het nooit doe;" en herinnerde
zich te gelijk, hoe het hem, eergisteravond, bij het tooneel tusschen
Ninus en Semiramis, op nieuw gebleken was, dat zijn hart wel op de regte
plaats zat. Zoo iemand, hij trok partij van zijne liefhebberij voor de
kunst!--Als hij in den zomer, op zijn gewoon zondagstogtje naar Haarlem,
eens bij toeval van Piepenbrink was afgedwaald,--hij zag er het bekende
_uitstapje_ zoo gaarne _in natura_--en hem eene arme vrouw in de
Spanjaardslaan verraste, dan zou hij misschien in den zak hebben
gegrepen, als hij er niet juist aan gedacht had, hoe Phedra wenschte in
de lommer van het bosch te zitten, om een' wagen na te oogen, in wolken
stofs gehuld! "Loop naar den drommel!" riep hij der vrouw toe, zij
stoorde zijne illusie.--Een bewijs nog, en gij schenkt mij de overigen.
Wanneer zijn patroon hem eens wat hard viel--het moest erg zijn eer hij
het voelde,--dan troostte hij er zich mede, hoe diep de man, trots al
zijne schatten, toch nog beneden Augustus stond; Augustus die tot Cinna
zeide:--wie weet niet wat?--Verwondert het u nog, dat het klassieke
treurspel op zoo vele ongeroepen aansprekers bogen mogt?
Ik heb de eenige poetische zijde van zijn karakter in het licht gesteld,
men vergunne mij te zeggen, de eenige plek aangewezen, waarop eenige
soort van poezij vat op hem had--behalve het epicurisch genot der tafel.
Ge begrijpt wat hij leed, toen het treurspel uit de mode raakte. Houd
het er echter voor, dat hij het zou zijn overgekomen, als hij niet,
langzamerhand, een dagje ouder geworden, eene kwaal had gekregen, die
hem van tijd tot tijd hulp, toespraak, gezelschap, onontbeerlijk maakte.
_O obstructies! o hemorrhoides!_ Hammink--het motief was het vreemdste,
het ongehoordste niet--Hammink dacht inderdaad aan een huwelijk, hij zat
zoo alleen--hij was zoo vlug niet meer--ter been altoos.--Vrienden? hij
had er geene.--Kennissen? die komen naar geen' grommert omzien.--Een
huwelijk dus. Maar wie zoude hij vragen? wie kende hij?
Deze--die--dat--vul al de fraaije benamingen, waarmede een oud vrijer
vrouwen en meisjes bestempelt, zelf in,--neen, het ging niet. De dagen
om er eene speculatie van te maken waren voorbij. Voorbij? had hij er
dan ooit plan op gehad? Kwade tongen relden wel, dat hij in zijne
jeugd--vroeg--heel vroeg--naar een weeuw had gevrijd, die rijk, zeer
rijk was,--maar dat hij er met een blaauwe sc
|