FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121  
122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  
, werden bediende noch stalknecht opgeschrikt door een ongeduldig stampend ros; ik was bedaard doorgereden. "De familie is op het terras," verzekerde Hendrik mij. Ik wenschte dat gij hem niet voorbijzaagt, zoo als gij geneigd zijt te doen; er valt in onzen tijd meer, dikwijls iets anders uit de liverei op te maken, dan de kleuren van des heeren wapenbord. Wij leven in eene eeuw, die den eersten rijke den beste vergunt er zijne dienstboden in uit te dossen. Ik heb er niets tegen. Het spijt mij slechts, dat zij het niet met meer smaak doen. Of ergert u dat onwaarschijnlijk aantal velden, leeuwen, of wat het zijn mogen, van _keel_ niet, die door het algemeene rood der vesten worden verkondigd? Dat men het groen ten minste den jagers overliet! Ik heb opgemerkt, hoe zich, in omgekeerden zin van den cameleon, het karakter der bedienden van den nieuwelings aanzienlijke naar den bonten tooi, met welken zij pralen, wijzigt. Ook valt er nog iets uit te leeren. "Zoo heer, zoo knecht!" luidt het spreekwoord; maar als ik, in de voorportalen onzer geld-aristocratie, het gejoel der jonge, winderige, over-welgedane livereiknechts hoor, verwaand op den opschik, die hunne lompen van gisteren verving: _Beaux parvenus, honteux de leur famille_; baldadig door den overvloed, waarin zij zich mogen baden, na jaren lang gebrek te hebben geleden: Als nu Jeschurum vet wert, zoo sloeg hy achter uyt; als ik hen onbescheiden, aanmatigend, onuitstaanbaar vinde, dan zeg ik in mij zelven: "Zoo knecht, zoo heer!" Op Duin en Dal--ik verlies inderdaad op mijne beurt onzen gedienstigen geest uit het oog--op Duin en Dal zou uw blik met welgevallen hebben gerust op den liverei-bediende van goeden huize. Hendrik is een der _patterns of fidelity_, die mij minder een aandoenlijk belang inboezemen, als de laatste, bleeke afschaduwing der leenknechten, welke naar knods of bijl grepen, wanneer de ridder zich harnaste Van top tot teen, dan als een dagelijks zeldzamer overblijfsel uit den tijd, toen de betrekking tusschen meester en dienaar door iets hartelijks, iets vertrouwelijks, iets humaans werd geadeld. Het is bij hem niet louter: "wiens brood men eet, wiens woord men spreekt;" zijne stemming is eer gemoedelijk dan wijsgeerig; hij benijdt zijnen heer niet, hij heeft hem lief. Al glinsterden er geen tranen in zijne oogen, toen de vrouw van Duin en Dal verleden winter doodelijk krank was, waar baldadige straatjongens het zand van de ste
PREV.   NEXT  
|<   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121  
122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  



Top keywords:
liverei
 

Hendrik

 

knecht

 
hebben
 
bediende
 
straatjongens
 

gedienstigen

 

baldadige

 

minder

 

aandoenlijk


belang
 
inboezemen
 

fidelity

 

patterns

 

welgevallen

 

gerust

 

goeden

 

Jeschurum

 

gebrek

 

geleden


achter
 

zelven

 

verlies

 
laatste
 

onbescheiden

 
aanmatigend
 
onuitstaanbaar
 

inderdaad

 

wanneer

 

verleden


louter

 

humaans

 
winter
 
geadeld
 

spreekt

 
stemming
 

zijnen

 

benijdt

 

glinsterden

 

tranen


gemoedelijk

 

wijsgeerig

 
vertrouwelijks
 

hartelijks

 
grepen
 
ridder
 

harnaste

 

afschaduwing

 
leenknechten
 

tusschen