hem evenzeer voor den gelukkigste,
als voor den welgedaanste van den gilde te houden. Hij was rond als eene
ton, want hij hield veel van een goed maal en een gullen dronk. Alle
_table-d'hote_-houders wisten, dat hij geene lijst voor een' maaltijd,
ter viering van wat het zijn mogt, ongeteekend terugzond. Hij wilde voor
eene geboorte, voor een' veldslag, voor een vijfentwintigjarigje; hij
wou voor alles mee eten, al had hij geen plan ooit te trouwen--geen
plan, voor zijn vaderland ooit eene vin te verroeren,--geen plan voor
eenige maatschappij ooit een' driegulden af te schuiven. Ge stemt mij
toe, dat de man in geen' gelukkiger leeftijd dan in den uwen en den
mijnen kon zijn geboren; wat het aantal _diners_ betreft, meen ik.
Behoef ik er bij te voegen, dat hij _habitue_ van elk koffijhuis was, en
nergens minder te huis dan op zijne kamer? Het was er dan ook eene kamer
naar. Doch wat maakte het uit? Vrienden zag hij niet, om de
doodeenvoudige reden, dat "een jonge heer zich met al dat gesnor niet
kan ophouden." En bovendien, man! hij was het zoo veel beter gewend, dan
zijne meeste gehuwde kennissen opdischten. Welk een poespas! Dan at hij
anders in de ---- en bij ---- en aan ----; allemaal middelmatige
logementen, op mijn woord!
Laat mij voorzigtig zijn--ik ga den man in een scheef licht voorstellen;
hij was niet ontbloot van gevoel; hij had eene plaats in den bak van den
(toenmaligen) Stads-schouwburg te Amsterdam.
Vijf en twintig jaren lang was hij er elken Zaterdagavond, zoo trouw met
den klokslag, als de _souffleur_ in zijn hok; vijf en twintig jaren, in
de eerste tien van welke het parterre-publiek, geregeld eens in de
week,--en wel op zijn' avond--in tranen zwom, bij de vertooning van een
treurspel. Al zijne meewarigheid, al het vrouwelijke in zijn gemoed, al
de verteedering, waarvoor hij vatbaar was, plagt zich daar des winters
lucht te geven; het was eene soort van veiligheidspijp voor
aandoeningen, welke hem anders duurder zouden zijn te staan gekomen,
Dries, Jans of Trui--(de heer Snoek en mevrouwen Wattier-Ziesenis en
Grevelink)--ontlokten hem tranen: waarachtig, iets dat naar tranen
zweemde;--hij had er de gansche week geen' last meer van. Vooral wanneer
hij in de pauze een stevig glas punch had gedronken bij Casje, en daarna
een ballet gezien, dan waren alle sporen van verweekeling weer glad
uitgewischt.
_Probatum est!_
Als een arme drommel van een' confrater, met een zwaar huishouden
belast, hem in
|