oor hunne
zedelijke;--eene ellende, die overgaat van geslacht op geslacht? Men zou
mij beschuldigen van overdrijving, van zware toetsen naar willekeur
aangebragt. Ik zal er mij voor hoeden, hoe dikwijls dat alles ook het
lot is der ongelukkigen, van welke ik vermogende lieden, die aanspraak
maakten op humaniteit, en wie het in andere opzichten niet ontbrak aan
menschenkennis heb hooren beweren: "Zulke lui zijn er aan gewend, zich
te behelpen,--zij weten niet anders of het hoort zoo." Jammer voor deze
wijsgeeren, dat zij van tijd tot tijd uit hunnen zoeten waan worden
wakker geschrikt door het nieuws, dat een kantoorbediende zich aan het
goed zijns meesters heeft vergrepen, dat een kashouder op de vlugt is
gegaan, dat de verzoeking dezen of genen klerk te zwaar is geweest.
Dagelijks zagen zij weelde, en dagelijks leden zij ellende; geene
heuschheid beurde hen op, geen uitzigt bevredigde hen--en zij vielen!
--Veroordeel,--de maatschappij eischt het, de wet geeft er u het
regt toe,--maar beklaag tevens. Gelukkig zoo gij u zelven bevredigend
kunt antwoorden, als ge u gemoedelijk afvraagt: "Schoot ik niet te kort
in belangstelling in het lot van dien huisvader?--heb ik door het
vertrouwen dat ik in dien _arme_ schonk, hem niet op te zware proef
gesteld, zijne omstandigheden in aanmerking genomen?"
Wie het er op waagde, dat hij in zijn heer en meester zulk een witte
raaf schieten zoude, Hammink wachtte zich wel voor een onberaden
huwelijk, Hammink, de vertegenwoordiger van een talrijke soort
kantoorbedienden, oud vrijer per systema, en egoist bij gevolg. Maar de
mensch moge eene bijdrage tot de natuurlijke historie leveren, zelfs een
klerkenslag laat zich niet generaliseeren als eene vogelensoort b.v.,
laat zich niet afschepen met enkele trekken, zoo als: zulk een kop,
zulke veeren, zulke pooten en zulk eene vlugt. Hammink behoorde, om
dadelijk een bewijs te leveren, in hoe vele _species_ ook dit _genus_
moet worden verdeeld, Hammink behoorde even weinig tot de overgroote
klasse van hen, die in hunne vrijheid--vergeef mij het woord, het feit
verdient geen beter--verliederlijken, als tot de zeer kleintallige,
welke in hun eentje vergierigaarden--ik vind de uitdrukking eer juist
dan mooi. Ook was hij geen _sentimental bachelor_, in onze tijden meer
in de wereld der verdichting, dan in die der wezenlijkheid aan de orde
van den dag, maar waarvan toch enkele voorbeelden zijn op te duiken. Ge
hadt jaren lang groot gevaar geloopen,
|