rd, als bij de beteren uit de klasse
van Hammink,--of de avond van het leven van een' kantoorbediende, de
ellende van ochtend en middag opwoog! Vlei er u niet mede, tenzij de
klerk reeds vroeger getracht hebbe boekhouder te worden,--bij een'
komenijsman, bij een' winkelier, bij een tweedehands huis, bij wie hem
nemen wil, in een woord,--de wijssten doen dit het vroegst. Het geeft
aanleiding, met meer menschen in betrekking te komen; het bewaart voor
den vloek, van een' enkele af te hangen. Ik ken er, die zes, zeven pezen
van die soort op hunnen boog hebben, en er hun wit mee beschoten: eenige
huisjes, een effect of wat, en kroost, des noods in minderen, maar toch
degelijken stand geplaatst. Zoo behoort het--genadebrood is altijd hard,
maar hardst uit de handen van jongeren van dagen. Waan daarom niet, dat
allen zoo gelukkig zijn. Al ziet gij zeldzaam een man, die al grootvader
is--en toch nog kantoorbediende--des middags naar de beurs strompelen,
om dezen of genen jongen mensch in een' anderen hoek dan dien van het
huis op te sporen, en hem te verzoeken, eens bij den patroon te komen,
--daar zijn er, voor wie de schaduwen zich verlengen, zonder dat zij hun
ruste aankondigen. Daar zij er, die 's ochtends naar het kantoor sukkelen,
traag van voet en stijf van leden,--die binnenkomen, met het hoedje in
de hand, schoon kaal of grijs van schedel,--die den rok aan den kapstok
hangen, schoon de hand hem naauwelijks meer beuren kan,--die de pen
versnijden met bevende vingers. Aan uwe taak, oude stumper, of gij en uw
besje hebt gebrek! O, hooggeroemde vrijheid onzer instellingen! wat wist
de oude vassal van zulke ellende? Plagt hij niet voor de deur zijner
hut, in de lommer der eiken gezeten, rustig toe te zien, hoe zijne
kinderen en kleinkinderen feest vierden op het groene gras; had hij
geene bete broods en geen glas melk over voor den moeden pelgrim, dien
zijne oogen in het verschiet niet meer konden onderscheiden, maar die
den grijze met een: "de heilige maagd zegene u!" genaderd, door dezen
"welkom!" werd geheeten, onbekommerd welkom? Het is waar, als de trompet
werd gestoken, als het strijdros op het voorplein van den burg trappelde,
als de ridder, de heer, zich het harnas om de leden gespte, dan moest
zijn zoon, zijn kleinzoon, den ploeg den ploeg laten, om de morgenster
of den strijdakst op te nemen, om te velde te trekken voor, neen! met
zijnen meester; want voor wat anders vochten deze, dan voor het stuk
gronds, dat hunn
|