erschilligheid, die haar dragelijk
maakt; maar men leert het leven niet dulden, ondanks dat het lijden is
geworden, dan door ongevoeligheid, door versteening. Dirk, de kashouder,
of Daan, de correspondent, zijn zoo min dezelfde Daan of Dirk meer,
welke zij voor twintig jaren zijn geweest, welke zij, behoudens de
natuurlijke overgangen van den leeftijd, beloofden te zullen blijven,
als het paard, dat altoos een paard wordt geheeten, hetzelfde dier is,
wanneer het in jeugdigen overmoed de lucht van gehinnik doet daveren en
heiningen overspringt en stroomen klieft, en als het in een tuig
gespannen, dat het voor jaren zou hebben gescheurd als rag, den molen
rondstrompelt, blind en lam, met den vilder in het verschiet. Het is
even zeldzaam voor een van beide, deernis aan te treffen; maar hoe
verdienstelijk het zijn mag dierenapostel te wezen, menschen hebben
hooger aanspraak op ons mededoogen. En zoo lang ik niet geloof, dat
iemand tot dergelijke bestemming geboren wordt, zoo lang ik niet wankel
in de overtuiging, dat de wijsheid des Scheppers, welke in de Natuur
aller behoeften bevrediging waarborgt, zich af moest spiegelen in onze
beschaafde maatschappij, zoo lang zal ik de ziekelijke verschijnselen
van dezen aard bewijzen eener krankte achten, die genezing eischt.
"Gierige feeks!" mompelde Doorne, in zich zelven, terwijl hij, op een'
zondag-avond in de laten herfst, den trap van zijn bovenhuis
opstommelde, "gierige feeks! het is hier zoo donker, dat men hals en
beenen breken kan!"
Deze liefelijke toespraak gold niemand anders dan zijne vrouw, die toch
eens de liefste zijner jeugd, zijn mooi Kaatje was geweest,--die met
hare drie kinderen had zitten voortschemeren, terwijl hij door een'
zijner confraters van het kantoor--den expediteur--was vrijgehouden op
een heeren-diner;--de man was zoo aardig--buiten 's huis. Ik geloof
niet, dat het zijn doel was haar het verwijt toe te duwen, en echter
hoorde zij het. Op het portaal staande, had zij zelve, door een' ruk aan
het smerige touw, de deur opengetrokken, en zag, trots het duister,
waarover hij zich beklaagde, aan zijn struikelend klimmen slechts te
duidelijk, dat hij meer dan ontnuchterd was. Verwacht dus niet, dat zij
hem verbeidde, dat er eene ontmoeting plaats greep, zoo als
herderszangers er schilderen, bij de tehuiskomst van eenen daglooner,
een vriendelijk welkom, een kus als eene klok. In stilte hare smart
verkroppende, dat wrevel, louter wrevel in zijn gemoed alle
|