ste burgers tot de uitoefening der bestuurs-funkties
verkiezen.
Geen vorm van regeering is, op zich zelve beschouwd, de meest
verkieslijke. Welke de voorkeur verdient hangt af van den aard van den
staat, van zijn grootte, zijn rijkdom, zijn bevolking, de ontwikkeling
der produktiekrachten enz. In 't algemeen is de eenhoofdige regeering
't meest geschikt voor de groote rijken, de aristokratische voor de
middelmatig-grooten en de demokratie voor de kleinen. Een zeker teeken
van een goede regeering is de geregelde aanwas der bevolking, van een
slechte haar vermindering.[42]
Elke regeering heeft de neiging haar macht uit te breiden ten koste van
den souverein, dat is van den volkswil.
Het volk moet daartegen waken en zijn recht handhaven om de regeering
die niet langer beantwoordt aan haar doel: het volksheil te dienen, tot
onderwerping te brengen of af te zetten. In het volk leeft het wetgevend
vennogen, dat het hart is der maatschappij; het moet op geregelde
tijdstippen bijeenkomen in algemeene vergadering om de funkties uit
te oefenen, die voortspruiten uit het wezen van het maatschappelijk
kontrakt. Deze vergaderingen moeten altijd geopend worden door een
stemming over de twee volgende vragen: ten eerste, of het den souverein
behaagt den tegenwoordigen regeeringsvorm te handhaven; ten tweede of
het hem behaagt deze ook verder te laten uitoefenen door degenen die er
thans mee zijn belast.
Legt het volk zijn funkties in handen van vertegenwoordigers, zoo is het
verloren, het is met zijn vrijheid gedaan: de volkssouvereiniteit kan
noch verdeeld, noch op anderen overgebracht worden. Rousseau beroept
zich op de instellingen van het oude Rome om te bewijzen, hoe ook een
talrijk volk zijn rechten niet aan afgevaardigden behoeft uit handen te
geven, maar in algemeene vergadering beraadslagen en beslissen kan.
Men ziet hoe het "Contrat Social," in den vorm eener abstrakt-juridische
redeneering, in waarheid een voorbehoudlooze oorlogsverklaring der
demokratie aan het absolutisme is. De definitie die het gaf van den
soeverein en van de wet, de onderscheiding die het maakte tusschen
souverein en regeering, de beschouwing van de regeerders als
zaakgelastigden van het volk,--dit alles waren in de dagen van Rousseau
revolutionaire beginselen, stoutmoedige nieuwigheden die nog slechts
voorkwamen aan de uiterste grenzen van het burgerlijk klassebewustzijn.
Vandaar dat het "Contrat" slechts langzaam doordrong en zijn inhoud pas
|